donderdag 27 maart 2008

Minimaal, of: hoe ik genezen raakte van één internetverslaving

Als ik inlog, dan bén ik het ook: Vertigo, inwoner van het villaparkje onder de sociale netwerken. Het wordt bevolkt door een mengsel van fabulanten en leugenaars, seksverslaafden, kunstenaars, dichterlijke alleenstaande moedertjes, smekende aandachttrekkers en weet ik wat. Vertigo is daar in z’n eigen balans. Hij kent z’n klassiekers - en als hij ze niet kent, omzeilt hij de klippen handig. Meestal met woorden, in uiterste nood door uit te loggen en later een technische storing te faken.

Soms ook ben ik Minimaal, een wat dommige jongen, die altijd door zijn moeder Sifra in bescherming genomen wordt, als hij hier of daar in de problemen komt. Sifra wordt beurtelings gespeeld door mijzelf en door Ban. Dat levert nooit problemen op, want wij begrijpen haar volkomen. Ban zelf wordt overigens overtuigend vertolkt door Stempotlood en SlimSlakje.

Als je het kunt, ben je daar wie of wat je maar zijn wilt. En dat werkt verslavend. Veel vaste klanten en geregelde voorbijgangers die je kent aan hun avatar en hun veel- of nietszeggende plaatjes en eerlijke, gevatte of onbegrijpelijke antwoorden op stomme standaardvragen. Ze houden me wakker, te vaak en tot veel te laat in de nacht.

Vanavond wordt het anders. Het gonst al een tijd in het villaparkje, want we gaan elkaar zien. Er is een groot feest in 020 en wij weten hoe we elkaar zullen herkennen. De laatste berichten worden uitgewisseld.
- "Je bent er, hé?"
- "Zeker weten, zin in. Tot zo"

Eigenlijk heb ik het herkenningsteken niet nodig om SlimSlakje te ontdekken in de drukte. Net als in haar avatar speelt onnatuurlijk veel haar de hoofdrol. Ze begroet me hartelijk, maar duidelijk is ook dat ze moe is, uitgeput meer. We grinniken allereerst wat om de laatste ontwikkelingen in het leven van Sifra. Ze houdt er op bewonderenswaardige wijze enkele minuten de moed in. Zeker als je bedenkt dat ze een bloedneus heeft die niet te stelpen lijkt. Nu is haar zakdoek verzadigd en het bloed begint door haar vingers te sijpelen. Vrouwen van die leeftijd hebben soms nog een echte zakdoek. Ze excuseert: "Sorry, kutcoke. Ik kom later nog wel effe terug. Maar je moet zeker even bij Stempotlood langs gaan. Da’s die man daar bij de bar met dat leren colbert."

Stempotlood zegt dat ie het leuk vindt dé Vertigo eens in het echt te ontmoeten, maar ik tref hem niet in de allerbeste stemming. We drinken bier – hij giet er steeds achteloos een Jonge in – en hij klaagt. Over dat ie altijd waanzinnig koude voeten heeft en dat zoiets behoorlijk ongeriefelijk is, maar dat de beste artsen er naar gekeken hebben en dat er niets - maar dan ook niets - aan te doen is en dat hij er dus maar mee te leven heeft, leuk of niet - en leuk is het niet. Die artsen, gaat hij verder, hebben hem dat allemaal zwart-op-wit gegeven voor de keurende instanties - overigens tot de dag van vandaag zonder het beoogde resultaat - waardoor hij zich wel afvraagt waarom ie ooit al die premies heeft betaald.

Een lange, lodderige kerel slaat ons op de schouders. "Eeehj, Stempotloodjeee", haalt hij uit. Ik word voorgesteld door Stempotlood en hij stelt zichzelf voor: Chaingang, vaste gast in het villaparkje. Iets met piercings en nieuwe media, herinner ik me, of was het film? We hebben wel eens wat grappen uitgewisseld. Best scherp was ie toen.
- " Eeehj, Vertigo, the musicman, wij hadden het er net over dat volgens ons de meeste kerels minstens één keer in de maand naar de hoeren gaan. En jij dan?"
- "Ik? Ik niet. Moet er niet aan denken."
- "Ook niet als je…"
- "Nee, sorry, nooit."
- "Ik vind je eigenlijk nou al ’n lul."

Een mooi moment om eens op te staan en naar de wc te gaan, lijkt me.
Een man met een vuile grijns blokkeert de doorgang met z’n rolstoel. Op z’n wagen prijkt zowaar een sticker van het villaparkje, dus ik zeg even wie ik ben. Hij geeft z’n alias niet prijs, maar vertelt wel dat ie zojuist expres over de bril gescheten heeft en dat ie dat altijd doet in openbare gelegenheden waar ze geen volledig geoutilleerd invalidentoilet hebben. Daar heeft ie ook nog een liedje over gemaakt, zegt ie. Dat wil ie tegen betaling van een tientje – want hij is eigenlijk door z’n geld heen voor de rest van de maand - best voor me zingen.

Ik besluit het over een andere boeg te gooien: méér drank én mijn andere nick: Minimaal. Het vlot nu allemaal een stuk beter. ~Diva~ is gecharmeerd van de snotneus in mij en doet me haar hele carrière uit de doeken: "Daar zat ik dan! Gast in mijn eigen programma en met de mond vol tanden." Valesca, in real life helemaal Minimaal’s tiep, vertelt over haar moeilijke tijd - "het heeft zeven jaar geduurd voordat ik m’n eerste droge scheet liet"- als tropenarts.

Maar dan heeft Vega* me plots in de tang, als we het hebben over mijn Minimaal-antwoord op ‘favoriete maaltijd’: witte boterham met paardenrookvlees. Ik zit zodanig in m’n rol dat ik bevestig er daar dagelijks tenminste drie van te nuttigen. "Dus…" stamelt ze, "dus…als ik dat even snel uitreken, dan heb jij in je leven al ruim anderhalf paard opgegeten!"

Dat sommetje valt eigenlijk bij niemand in goede aarde. Waar is moeder Sifra als je d’r nodig hebt? Stempotlood ligt slapjes met z’n hoofd op de bar. SlimSlakje waarschijnlijk met een watje in d’r neus in bed. Het is genoeg geweest. Ervandoor.

Huisspin kijkt me vanonder het dekbed strak en dwingend aan: "Alsof jij nooit iemand bedonderd hebt." Ik probeer me in dat argument in te leven, maar ben al te zeer afgeleid door een opkomende zeurende hoofdpijn. En net voor ik in slaap val, denk ik bij mezelf: misschien moest ik maar eens gaan bloggen.

1 opmerking:

Anoniem zei

Zijn het er 1000? Nog een beetje meer universele pijn en existentiële eenzaamheid d'r in en je hebt je prijs. Laat ze in Eersel maar eens een scheetje ruiken!