vrijdag 17 juni 2011

PROEFVERLOF

I Functioneel stil
M’n tas is te zwaar. Diepvriespizza, blikken bier, sardines, een heel brood, ravioli en dingen uit de aanbieding trekken aan m’n schouder. Er zit ook nog een boek in van precies geen 1000 bladzijden. Jammer, ergens, dacht ik, toen ik ’t uit had, want waarom stoppen bij bladzijde 900-zoveel? Waar is je ambitie dan? Aan woorden geen gebrek, aan bloedbaden evenmin, lijkt me zo. Of literatuurverwijzingen, voor mijn part. De afdeling Publieke Relaties had wel 1000 bladzijden puur leesplezier kunnen beloven, als jij nou maar een doorzetter was geweest. Zelf had ik een pijnlijke stilte ingelast, op juist genoeg bladzijden hagelwit papier.

II In transit
Intussen word ik opgehouden doordat het verkeer vastloopt bij een onbemande wegopbreking. Zo raken we met z’n honderden opgesloten op zo’n punt in de stad waar niemand wil zijn. De transitzone van a naar b is niet op toegerust op een lang verblijf. We staan hier wat te dringen in de regen, terwijl je op amper honderd meter cafés weet en de Wok-To-Go en een man met haar van plastic die vleesschaafsel in je broodje stopt en je daarna een gezegende dag wenst - niet omdat ie ’t meent, maar vanwege het geloof van zijn geboortegrond. Daar moet ik ooit in de buurt geweest zijn, trouwens. Of heb ik dat gedroomd? Zoveel is zeker: het waren voor niemand gemakkelijke tijden, al was het er tenminste wel altijd zonnig. Zo herinner ik me dat toch.

III Vrouwen en hun haar
“Wist je dat je hele mooie groene ogen hebt, wanneer het licht er op een bepaalde manier in valt als je bij de koeling staat, ter hoogte van het varkensvlees en dan zo schuin naar links kijkt, in de richting van de worst”, hoor ik een vrouw tegen niemand in het bijzonder zeggen. Tenminste, zo lijkt het in de drukte. Toch voel ik me aangesproken. Ik ken haar wel, volgens mij, uit de supermarkt, als de notoire oproerkraaier die afleiding creëert ten behoeve van een syndicaat van Bulgaarse communisten met een menselijk gezicht, dat het zwaarste bier uitkiest zonder ervoor te betalen om het te verdelen onder de armen, die het praktische van veel alcohol opgelost in weinig vloeistof nog op waarde weten te schatten. Of was die vrouw nou blonder? Ze kan het geverfd hebben, maar dan zou je toch een specifiekere kleur verwachten. Vrouwen hebben iets met haar. Evengoed niet iemand die je direct op haar woord mag geloven en waarvan je verwachten kunt dat ze er haar eigen agenda op nahoudt.

IV Naar de overkant
Nu werkt ze zich door de massa naar me toe en voor ik het weet heeft ze me met een handig gebaar tegen het raam weten te persen van een busje van het leerlingenvervoer. Mijn linkeroog kijkt door de aangeslagen ruit in de keel van een kind dat om z’n moeder krijst. De chauffeur stopt hem een spekje in z’n mond, schrale troost, maar werkzaam zo te zien. Over troost wordt ook te moeilijk gedaan, leerde ik juist van iemand die voor zover ik weet tot haar laatste snik een geslachtsziekte koesterde, omdat de brand tussen haar benen de herinnering levend hield aan een liefde die verloren ging en haar tegelijk gezelschap bood zonder haar steeds weer tegen te spreken en haar te ergeren met onverwachte wendingen - zolang ze maar ontstekingsremmers bleef slikken, op vaste tijden, met een glaasje cola. Van tragiek wilde ze niet weten: zelfs op het kerkhof smelt het verdriet al in de as van het eerste sigaretje dat de achterblijvers roken, dus doe wat je niet laten kunt. Dat zijn haar woorden, hé, niet de mijne, haar laatste zelfs, staat me bij. En ik wil alleen maar naar de overkant, dus wat kan mij het eigenlijk schelen.

V Geldzaken
Ik voel haar greep iets verslappen en merk dat ze haar aandacht verlegt naar een punt op de horizon dat uitgroeit tot een blauw zwaailicht dat schettert in de regen. Aan de overkant weet ik de krakers, die me onderdak bieden in een onbereikbaar fort, maar die in ruil daarvoor de hele dag willen praten over geld. Ze knippen kortingscouponnen en koffiepunten dat het een lieve lust heeft, hongerig als ze zijn naar een toekomst met zachte badlakens, tefalpannen en een citruspers, maar dan wel, al is het maar voor een procent of wat, verkregen via niet-monetaire wegen. Want ze weten daar van goed en kwaad. Over mijn specifieke geval moet nog vergaderd worden, meen ik, maar daar komen ze alsmaar niet aan toe vanwege zaken die dringend om de aandacht vragen, zoals het ontwikkelen van een nauwkeurige rekenschaal die recht doet aan verschillen in eetlust en hoe die te verrekenen in de bijdrage aan de huishoudpot. Voor elektrische stroom en water zijn ze er al uit, het is nog een kwestie van fijnslijpen. Toch zou ik nu niets liever willen dan bij ze zijn.

VI Momentum
Eigenlijk is het zo simpel als wat, als je de situatie overziet. Dáár is de uitweg en hier sta jij, doodstil, slap eigenlijk. Waardoor ze eerst voor je ogen met haar vingers knipt en je daarna – bij gebrek aan reactie – in je wang knijpt. Momentum. Raak je d’r recht op de lever, dan geeft dat vast genoeg tijd voor die stap of tien die je nodig hebt om hier weg te raken. Dan vlucht je naar binnen, meld je je op Begane grond/receptie, zegt eens goeiedag en wandel je na verloop van tijd met kalme pas de deur weer uit. Buiten wacht een man met een Verklaring van Geen Bezwaar en hij geeft je ook nog geld genoeg voor een taxi naar waarheen je maar wilt. En weet je wat het mooiste is? Je mag je boeken meenemen en het zit allemaal in het ziekenfonds. Tenminste, zo stond het toch in de folder, dacht ik.

(gemaakt iov pomgedichten.nl)

Geen opmerkingen: