Lang,
heel lang geleden, toen mijn huis vooral diende als opslag voor spullen
die ik niet steeds met me mee kon dragen naar het café, heb ik eens
onopzettelijk iemand van zijn drankzucht genezen met behulp van het
Opperlands, de taal van Battus die niet gespeld maar gespeeld wordt.
In de groezelige grot
die wij toen, verblind door onze jeugdigheid, vrij massaal aanzagen
voor een gezellige huiskamer met tapkraan, hing er dagelijks eentje rond
die tegen acht uur in de avond strijk en zet van zijn barkruk donderde
om niet meer uit eigen beweging op te staan. Een klein ventje met
lodderige ogen, zweetpareltjes op z’n voorhoofd en eeuwige sneeuw op
zijn tengere schouders, die je soms met wolkjes tegelijk vanuit z’n haar
aangevuld zag worden.
Wat ik verder van ‘m wist is dat z’n
studie natuurkunde vlak voor de eindstreep was gestrand, dat hij
gefascineerd was door computers en dat hij er zelfs een hád: een
Commodore 64, waarop hij in BASIC programmeerde. Het was eigenlijk
verstandiger daar niet met ‘m over te spreken, want hij was uitermate
lang van stof en gewoonlijk nauwelijks te verstaan. En bovendien: wat
wisten wij van computers, laat staan van BASIC?
Op een dag
struikelde hij langs de tafel waar ik zat, terug van de WC, en zag mijn
exemplaar van Opperlandse Taal- & Letterkunde liggen. Ik legde hem
er wat over uit en liet hem een pagina zien met anagrammen. Het
interesseerde hem wel en na een tijdje merkte hij op dat hij met gemak
een programmaatje kon maken om anagrammen te genereren. Ik keek hem
spottend aan en dat vatte hij op als een uitdaging én een belediging.
Woest gebarend liep hij weg en met het schuim op de mond beet hij me
toe: “Wacht, wacht jij maar eens!”
Zeker drie weken verstreken.
Het meubelstuk iets links aan de bar, waar hij altijd zat, werd
langzaamaan iemand anders’ meubelstuk. Tot ik op een middag aan de
leestafel zat, verdiept in een blaadje, en er een vuistdik pakket
kettingpapier voor m’n neus werd gesmeten. “Kijk!, Zie je wel?” Ik stond
perplex. Hij was begonnen met de vijf letters uit het woord 'jezus' en
het kettingpapier liet inderdaad alle mogelijk te maken combinaties van
die vijf zien. Daarna was hij gaan doorbouwen met een achtletterwoord –
'klootzak' – en daarmee was het bewijs wat hem betreft wel geleverd.
In het café heb ik hem daarna nooit meer gezien. Wel nog eens jaren
later op televisie, in een wetenschapsprogramma, waar hij in heldere
bewoordingen iets mocht uitleggen waarvan ik helaas niks begreep. Hij
droeg een net jasje, zonder sneeuw.
woensdag 16 april 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten