woensdag 18 juni 2014

Veel voor weinig

Hoewel je het nooit zeker weet, moet het wel zo zijn geweest dat de marktkoopman van onbestemde afkomst me van achter zijn spiegelende zonnebril indringend aankeek. “Ga je soep maken? Dan neem je toch wat meer zoete aardappel? Ik geef het je, geen probleem.” Maar nee, ik wil niet meer zoete aardappel, niet meer knollen, niet meer prei, niet meer pepers, ik wil meer pompoen. Méér, in elk geval, dan het aangesneden stuk dat daar tussen allerlei tropische toestanden ligt. En daarvoor moet een nieuw exemplaar ter grootte van een autoband aangesneden worden, een handeling waarvan het me inmiddels duidelijk is dat hij daar niets voor voelt. Geld, denk ik nog, straks zit ie met een aangesneden pompoen die hij niet meer kwijt kan. Maar ik verkijk me. “Ik heb daar geen goed gevoel bij”, zegt de koopman. “Ik kan het je niet uitleggen, maar sinds ik dat ding hier heb, heb ik er al geen goed gevoel bij.” Zelf heb ik nooit enig gevoel gehad bij een pompoen, eerlijk gezegd weet ik niet eens of het een groente is of fruit. Nooit stilgestaan bij de pompoen. Ik kijk hem wat wezenloos aan en heb geen idee hoe hij er bij kijkt, want die spiegelende zonnebril zit in de weg. Hij verbreekt de impasse. “Weet je wat? Snij zelf het stuk af dat je nodig hebt en je mag het zo meenemen. De rest is 3,50, de pompoen is voor jou als je het zelf uitsnijdt.” En hij overhandigt me een levensgroot keukenmes. Dat lijkt me een uitstekende deal, dus ik pak het mes aan en druk het bij de steel van de pompoen naar beneden. De koopman deinst achteruit. Ik sta er even mee te worstelen, want de kraam is nogal wankel en de schil van de pompoen weerbarstig, maar uiteindelijk snij ik er toch een mooie punt uit. “Pff”, blaast hij, “dat viel toch nog mee.” Hij pakt m’n punt pompoen, doet ‘m in een plastik zak, legt ’m op de weegschaal, rekent een tijdje op zo’n ouderwetse ruwpapieren kladblok en roept dan, alsof hij er zelf verrast door is: “dat is dan drie euro vijftig precies!”

Hoe men tegenwoordig voor een gezond lichaam eerst zijn gezonde verstand moet inleveren.

- Met de assistente van huisartsenpraktijk Huppeldepup!
- Goedemiddag, kan ik een afspraak maken met de dokter?
- Oh? Waarom dan?
- Eh, nou, ik mankeer iets.
- Maar u wilt dus niet zeggen wat?
- Nou, liever niet tegen u, al is het verder ook niets bijzonders.
- Dus het heeft geen haast? Want ja, de dokter heeft deze week geen tijd. Wanneer kunt u volgende week?
- Nou ja, haast, ik zou wel willen dat er even naar gekeken wordt.
- Dan verwacht ik u om tien voor drie.
- Oh, vooruit, oké, op welke datum dan?
- Hoe bedoelt u, “op welke datum?” Zo meteen natuurlijk!

Scharrebijter

Ik dacht: ik moet mij dringend eens afzonderen van de mensen, de wereld, de dingen. En verhip! Het werd me gegund. Nu, een uur of vijf, zes onderweg, blijkt dat ik een saai boek meegenomen heb, denk ik bijna zeker te weten dat ik een nog onopgemerkt gat in m’n kies heb, meen ik gas te ruiken (of is het gesmolten elektrische draad, het lijkt me in elk geval nogal gevaarlijk) en heb ik uit pure verveling al uitvoerig zitten lezen over de scharrebijter, een uitermate saai dier, weet ik nu, dat toevalligerwijs in mijn spellingscontroller opdook. Het kan dan ook haast niet anders, of hier komt iets héél goeds uit.

Moeder aller Verkiezingen

Wat ik mij in elk geval ga herinneren van de Moeder Aller Verkiezingen, is op het eind vast niet de uitslag, maar wel het sympathieke stuk gestaald kader van het anarchisties kollektief, dat zich bij ons gezelschap op het terras in Brugse Poort voegde. Iemand vroeg hem of hij ook nog ging stemmen. Daar moesten we nog voor hij antwoord gaf al allemaal om grijnzen, want we spreken hier niet voor niets over gestaald kader van het anarchisties kollektief, en hij mompelde dan ook iets van “zeg, komaan…”. Maar toen zag je ‘m even diep in gedachten naar de halfbewolkte lucht kijken en hoorde je ‘m zeggen: “Ik heb nog wel de stemwijzer gedaan. Maar daar kwam eigenlijk niks eenduidigs uit.”

woensdag 16 april 2014

Canon

Wandelend naar m’n werk – de dag moest feitelijk nog beginnen - werd ik door een vreemd, stokoud vrouwtje naar binnen geroepen om in een volledig authentiek jaren ’50 interieur een vogelkooi met kanarie hoog aan de muur aan een spijker te hangen. De vrouw was buiten adem, ze had zojuist een andere kanarie begraven op haar achterplaatsje. Ook moest een houtgravure terug op zijn plaats, want, zo zei ze, die had ze schoongemaakt omdat de stervende kanarie er overheen had weten te kotsen, wat me nogal sterk leek - de gravure hing zeker een meter links van de kooi - en eigenlijk heb ik heb nog nooit gehoord van kotsende kanaries, maar waarom zou iemand over zoiets liegen? Toen alles weer op z’n plaats hing, voerden we nog even een beleefdheidsconversatie, waarin ik in eerste instantie de draad kwijtraakte, tot ik in de gaten kreeg dat haar reactie steeds de woorden waren die ik twee zinnen daarvoor had gezegd. Geen doen, besloten we allebei, maar wel interessant, vond ik, want het klonk een beetje als een canon (als in: “meerstemmige compositie, waarin de stemmen elkaar in de tijd verschoven imiteren”). Zoals gezegd: toen moest de dag feitelijk nog beginnen en het is niet meer helemaal goed gekomen.

Klein college in continuïteit aan de hand van een aanrijding op de Ganzenmarkt

Zojuist was ik betrokken bij een aanrijding op de Ganzenmarkt. Dat ging zo. Ik fiets over die markt, die niet echt fietslanen heeft en waar dus ieder min of meer de kortste weg naar zijn bestemming zoekt. Meestal gaat dat goed, maar dit keer kruist een fietser mijn pad, die een zodanige bochel heeft dat zijn neus bijna zijn voorwiel raakt. Dat weet ik, want ik zie hem nog aankomen in een ooghoek, maar te laat. Hij raakt me in de flank en we rollen allebei over de stenen. Ik sta ongedeerd op en loop naar de tegenpartij toe, die op z’n bochel op de keien ligt, als een schildpad op z’n kop. Nu ik z’n gezicht zie, herken ik ‘m meteen van heel lang geleden. Hij maakte toen de straat waar ik woonde onveilig als straatdealertje in heroïne (ja, het is dus écht lang geleden), coke, hasj en als het zo uitkwam fietsen en autoradio’s. Ik vraag hem of hij niks mankeert. Hij schudt z’n hoofd en terwijl ik ‘m een hand geef en ‘m overeind trek, kijkt hij naar zijn wrak op wielen en vraagt: “fietsje kopen?”.

Hoe ik per ongeluk met behulp van het Opperlands een notoire zuiper van zijn drankzucht genas

Lang, heel lang geleden, toen mijn huis vooral diende als opslag voor spullen die ik niet steeds met me mee kon dragen naar het café, heb ik eens onopzettelijk iemand van zijn drankzucht genezen met behulp van het Opperlands, de taal van Battus die niet gespeld maar gespeeld wordt.

In de groezelige grot die wij toen, verblind door onze jeugdigheid, vrij massaal aanzagen voor een gezellige huiskamer met tapkraan, hing er dagelijks eentje rond die tegen acht uur in de avond strijk en zet van zijn barkruk donderde om niet meer uit eigen beweging op te staan. Een klein ventje met lodderige ogen, zweetpareltjes op z’n voorhoofd en eeuwige sneeuw op zijn tengere schouders, die je soms met wolkjes tegelijk vanuit z’n haar aangevuld zag worden.

Wat ik verder van ‘m wist is dat z’n studie natuurkunde vlak voor de eindstreep was gestrand, dat hij gefascineerd was door computers en dat hij er zelfs een hád: een Commodore 64, waarop hij in BASIC programmeerde. Het was eigenlijk verstandiger daar niet met ‘m over te spreken, want hij was uitermate lang van stof en gewoonlijk nauwelijks te verstaan. En bovendien: wat wisten wij van computers, laat staan van BASIC?

Op een dag struikelde hij langs de tafel waar ik zat, terug van de WC, en zag mijn exemplaar van Opperlandse Taal- & Letterkunde liggen. Ik legde hem er wat over uit en liet hem een pagina zien met anagrammen. Het interesseerde hem wel en na een tijdje merkte hij op dat hij met gemak een programmaatje kon maken om anagrammen te genereren. Ik keek hem spottend aan en dat vatte hij op als een uitdaging én een belediging. Woest gebarend liep hij weg en met het schuim op de mond beet hij me toe: “Wacht, wacht jij maar eens!”

Zeker drie weken verstreken. Het meubelstuk iets links aan de bar, waar hij altijd zat, werd langzaamaan iemand anders’ meubelstuk. Tot ik op een middag aan de leestafel zat, verdiept in een blaadje, en er een vuistdik pakket kettingpapier voor m’n neus werd gesmeten. “Kijk!, Zie je wel?” Ik stond perplex. Hij was begonnen met de vijf letters uit het woord 'jezus' en het kettingpapier liet inderdaad alle mogelijk te maken combinaties van die vijf zien. Daarna was hij gaan doorbouwen met een achtletterwoord – 'klootzak' – en daarmee was het bewijs wat hem betreft wel geleverd.

In het café heb ik hem daarna nooit meer gezien. Wel nog eens jaren later op televisie, in een wetenschapsprogramma, waar hij in heldere bewoordingen iets mocht uitleggen waarvan ik helaas niks begreep. Hij droeg een net jasje, zonder sneeuw.

maandag 31 december 2012

Café Click

In mijn verbeelding wordt dit café gerund door twee uitbaters. Ik zie ze in vergadering bijeen, nadat de schamele overnamesom is overgemaakt aan de zoveelste eigenaar op rij die - een illusie armer en een restschuld bij de bank rijker – met de staart tussen de benen is afgedropen.

De nieuwe eigenaars zien het ook wel: wie heeft er oog voor een café, op deze ongelukkige locatie aan de binnenring van Gent, ongeveer dáár waar het van twee- naar éénbaans overgaat en waar weldenkende chauffeurs toch meer met elkaar bezig zijn dan met koude pinten. De mannen zijn er al gauw uit: er moet iets met de gevel en dan is alarm-geel zonder twijfel de beste kleur, de kleur van omleidingsborden en ander onraad op de weg. En een tekst, er moet een eigen tekst bij, want de brouwerij ziet zo weinig brood in de hele onderneming dat er niet eens een neonreclame af kan.

Buiten klettert de regen de stoep schoon. Binnen speelt “Belle en het Beest” op het grote scherm. Aan de bar zitten twee mannen over hun bier gebogen, op een ruime meter afstand van elkaar. Het zal de uitbaters die middag weinig moeite hebben gekost hun belofte waar te maken.


dinsdag 18 december 2012

Het Boek

Zo zit ik nu al een halve avond te wachten op Het Boek. Niet dat ik nou zo verlegen zit om boeken, want ik heb er nog stapels die ongelezen in de hoeken en gaten van dit huis liggen. Het gaat me om dìt boek, Het Boek, dus, dat al drie weken onderweg is uit Amerika en waarvan ze toch gezegd hebben dat het vandaag zou komen. Ik heb die mail al zeker drie keer gecheckt en het staat er echt: vandaag k
omt het.

Dat het uit Amerika moet komen is trouwens alleen maar omdat het daar zo goedkoop is. Zelfs inclusief verschepen was het nog 7 euro goedkoper dan hetzelfde boek hier. Het is eigenlijk niet eens een heel bijzonder boek, niet heel oud, niet heel nieuw, bepaald ook geen collectors item. Het komt gewoon via Amazon. De mails van die firma maken een zakelijke indruk en het pakket is vast voorzien van barcodes en track & trace toestanden.

Heel anders ging dat bijvoorbeeld, toen ik eens een boek “aan huis” bestelde bij een persoon in de VS die de functies van auteur, talenwonder, uitgever én verzender in zich verenigde. Na onnavolgbaar gesteggel over de prijs, de betaalwijze en de (on)betrouwbaarheid van Europeanen in het algemeen en Europese valuta in het bijzonder, schreef die me uiteindelijk: “Dear Mr. Van Hout, your book is en route via luchtpost.” Het boek bevatte studieuze artikelen over scheldwoorden in alle mogelijke talen, met titels als “How Bulgarians relieve their soul”, “Some Terms for Women at an Australian Military Academy”, “Romani Insults” en “Vocabulary from a West-Indian Men’s room”. In zulke gevallen kijk je niet op een dag.

Maar inmiddels wacht ik dus nog steeds op Het Boek, dat maar niet komen wil. Het is de belofte van precisie die je de das om doet. Zou het nu nog komen, dan is de kans groot dat ik de verpakking niet eens meer open. En met een beetje pech, komt de doos dan morgen onder wat oude kranten terecht en vergeet ik de hele zaak, totdat ik over een week of wat de “walk of shame” naar de glas- en papierbak moet afleggen, omdat de hulp dreigt met werkweigering nadat ze weer eens bijna haar nek brak in de gang die hier wordt gebruikt als tijdelijk afvalscheidingsstation, en dan dus Het Boek bij verrassing aantref. Zo kán het gaan, maar ik denk niet dat de mannen van TNT na tienen nog rijden.

zaterdag 1 december 2012

Nieuwe Tijd



Onverholen bewondering voor het menselijk vernuft maakt zich van mij meester, nu ik – exact een jaar na onze gedwongen overstap naar digitale televisie – eindelijk snap hoe dat rare kastje aan- en uit moet en welke draad bij welk gaatje hoort. Al die zenders! Dat gestoken scherpe beeld! Programma’s pauzeren terwijl je poept! Nu is het nog slechts een kwestie van afwachten tot er iets op komt dat ik ook zou willen zien, precies op het moment dat ik met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ergens halverwege naar de plee moet.  Het mag duidelijk zijn: ik voel de Nieuwe Tijd van alle kanten zinderen!

vrijdag 26 oktober 2012

Spirit animal

Hoe het internet alles op z’n plaats doet vallen. Laatst werd ik verschrikkelijk uitgelachen omdat ik tot de dag van vandaag wel eens moet zuchten vanwege Kim Deal. Op zich is het niet erg om uitgelachen te worden. Je grijnst eens terug en gaat over tot de orde van de dag. Maar eigenlijk wil je natuurlijk wel iets van bevestiging, een vage vorm van steun, een geestverwant vinden liefst. En dan biedt Google strijk en zet soelaas. Dit keer in de persoon van ene Amy o’Neill, een jonge “free-lance lady painter”, al maanden onderweg om van Boston naar Milwaukee te geraken, als ik het goed begrepen heb. En we hebben méér gemeen, blijkt als ik door haar bio lees: “My interests include: not having leukemia”. Dus wie is hier nu gek?

En lach maar! Ze is nog altijd onnavolgbaar.


vrijdag 19 oktober 2012

Herfstvakantie

De bijzonderheid van de herfstvakantie bestond er vroeger uit dat je van je moeder een oude schoenendoos kreeg. Daarmee werd je het bos in gestuurd om afgevallen bladeren en paddenstoelen te verzamelen voor een herfststukje. Gewoonlijk werd je dan dagenlang vergezeld door zo’n niet-aflatende miezelende regen die je eerst niet voelt, totdat je ineens kletsnat bent. Met als resultaat dat de helft
van je schoolklas na de vakantie snipverkouden thuisbleef.

Nu zie ik op de iPad de eerste berichtjes van de vrienden van de zoons binnendruppelen. Helemaal van slag zijn ze, wegens vertraagde vluchten, de nachtelijke warmte op het vakantieadres en zelfs een gevalletje van jetlag is al gemeld. Het zal maandag niet overdreven druk zijn in de schoolbanken, als ik het zo allemaal hoor.

woensdag 26 september 2012

Kinderpostzegel-dag

Door Kinderpostzegel-dag worden wij op de één of andere manier altijd bij verrassing beslopen. En dus is het vandaag ineens weer zover. Uren te laat, tegen het schemeruur aan, zie ik ze gaan, op een hopeloze missie door straten die al lang en breed afgeschuimd zijn door de jonge stormtroepen voor het goede doel. Mijn zoons zetten mijn Kinderpostzegel-trauma naadloos voort. De afloop is ook bekend: ik zou jullie straks allemaal een kerstkaart kunnen sturen, ware het niet dat jullie zonder meer ordelijk bewaarde adressen vermoedelijk ergens bij de verloren brief liggen, die aankondigt dat het weer Kinderpostzegel-dag is.

donderdag 20 september 2012

Biebabeloela



Lezend door mijn Facebook-tijdlijn, zie ik het volgende een keer of wat voorbij komen:

“It's international book week

The rules: Grab the closest book to you, turn to page 52, post the 5th sentence as your status. Don't mention the title. Copy the rules as part of your status.”
En dan daaronder of daarboven een citaatje dat deze en gene Facebooker uit het (nemen we aan) dichtstbijzijnde boek van desbetreffende pagina heeft geplukt.

Grappig, denk ik, en pak Biebabeloela door Coenraed de Waele, het boek dat voor me op tafel ligt. Geen paginanummers! Heb ik nog een boek zonder paginanummers? Wel een fijn boek, trouwens, met een opdracht die voor mij paste bij het moment en al op pagina 2 (daarna raak je de tel kwijt, uiteraard) een dichtregel die bleef hangen: “Poëzie is kogelstoten met een rijstkorrel.”



(Blogger weigert de foto staand weer te geven. Ik zal daar verder maar niets achter zoeken.)

dinsdag 18 september 2012

Rookritme

De bisschop van de Grieks-Orthodoxe kerk en ik hebben hetzelfde rookritme, weet ik nu er sinds een tijdje kennelijk ook niet meer gerookt mag worden in zijn heilige huis. Roken met een Griekse bisschop klinkt overigens chiquer dan het is: hij draagt – weer of geen weer - een grauwgrijze korte broek tot juist over de knie met daaronder sandalen en geitenwollen sokken. Die korte broek is waarschijnlijk gewoon heel praktisch, heb ik me bedacht: je kunt dan zó je priestergewaad induiken en er komt geen randje spijkerbroek onder uit. Dat is het voordeel van roken: je hebt tijd om zulke raadsels te ontrafelen.

woensdag 12 september 2012

Stemadvies vanaf de toog

“Ik? Ik stem D66!”, roept de drankzuchtige reus, terwijl hij z’n Duvel aanlengt met een glas jenever. “Die zijn vóór verplichte orgaandonatie én dat multiculti-gedoe. Als het ooit zover komt, dan zeg ik: hoe meer moslims hoe beter. Dat wordt straks verse levers oogsten, man, dat wil je niet weten! Dan worden we allemaal wel 100.”

Wat maar weer eens bewijst dat je voor het échte buitenkaderlijke denken toch zo nu en dan de kroeg in moet.

donderdag 5 juli 2012

Het voordeel van centimeters

Een typische bestuurder van een Golfje GTI rijdt me bijna van de weg. Mijn fietsstuur en zijn buitenspiegel raken elkaar stevig, maar ik blijf overeind en kom met de schrik vrij. Ik had het er graag bij willen laten zitten, maar hij rijdt me klem. “Oh jee, daar gaat m’n dag”, denk ik nog als hij me allerlei onverstaanbaars toeschreeuwt door het raam, uitstapt en de omstanders wegjaagt, woest gebarend met z’n getatoeëerde armen en sissend van “wat moet je hier, wegwezen”.

Ik zie dat hij inderdaad schade heeft aan z’n spiegel en denk: ik stap maar eens van m’n fiets, dan kan ik tenminste nog heel hard wegrennen. Ik mompel iets van dat we die schade wel kunnen regelen, maar echt luisteren wil hij niet.

Nu heeft ie me bereikt, hij staat een centimeter of 30 van me af, kijkt eerst naar z’n spiegel en dan omhoog. Z’n kruin reikt tot iets boven m’n navel. “Kijk”, zegt hij ineens op kalme toon, “het gaat me niet om die schade, maar het is gewoon héél erg gevaarlijk om zo midden op de weg te fietsen. Niet meer doen!” Dan stapt ie weer in de auto, gelukkig zonder me nog een blik te gunnen, anders had ie waarschijnlijk m’n knikkende knieën gezien en zich alsnog bedacht.

zondag 17 juni 2012

Een wijze les van Captain Iglo

Op indringende wijze gedroomd van Captain Iglo, die mij – PowerPoint-ondersteund - uitlegde hoe ik snel en eenvoudig zeer succesvol zou kunnen worden op diverse terreinen van het leven. Jammer genoeg waren er ook schalen vol vissticks die koud stonden te worden, waardoor ik me maar moeilijk op zijn verhaal kon concentreren. Weer niks geleerd, behalve dan dat ik nooit meer een homp kaas naar binnen werk vlak voor het slapengaan.

vrijdag 15 juni 2012

Theatraal

Mijn al lang overleden vader had vaak- en onvergetelijk de slappe lach. Niet van dat gebulder dat de aarde doet schudden, maar een onbedaarlijk gesnik en gehik waar je als kind enerzijds niet goed van werd en anderzijds ook geen weerstand aan kon bieden. En naarmate wij kinderen ouder werden en meer dramatiek en pretenties aan de dag legden, hoe vaker wij de tranen over zijn wangen zagen lopen. Vandaag moest ik in mijn jaren ’80 archief zijn, trof dit beeld en zag het een en ander op z’n plaats vallen. Nu nog buikpijn van het lachen.

maandag 11 juni 2012

Achter de ramen


Waar ik dan mee zit, zijn de gordijnen. De 30, 40 woonboten waarin de stad heur hoeren huisvest worden van top tot teen opgeknapt. Dubbelglas in nieuwe kozijnen (zou iemand de CO2-footprint van de branche al eens goed in kaart gebracht hebben?), alles in de hoogglansverf. Grijnzende werklui dragen praktische keukentjes binnen en bubbelbaden, uiteraard. Week op week verplaatst de bouwvakmachinerie zich met een stap of wat en worden er bootjes in stralende vorm opgeleverd. En dan hangt iemand de gordijnen op. Of beter: dan hangt iemand de gordijnen terug. Lappen velours die door vele jaren daglicht allang van porno-rood naar iets van oud-roze zijn verkleurd. Daar moet eenvoudigweg een gedachte achter zitten, zoiets van “fris is leuk, maar overal waar té voor staat…”

woensdag 6 juni 2012

Poezenvelletjes in perspectief

Ophef over een kunstacademie-snotneus die via facebook poesjes verzamelt om hun velletje te stropen. Ik moet aan mijn vroegere buurjongen Wimke denken. Die zette vogels, eekhoorns en katten op, die hij bij ons achter met een flobertgeweer uit boom of struik schoot. Wimke kon niet leren, maar pakte oplaaiende emoties rond het Dode Dier een stuk slimmer aan: “Menneke toch, ge moet nie zo mauwe! As ie nie heul ziek geweest was, dan hai ik ‘m toch nooit geroakt?’ Tja, dacht je dan, daar zit wat in. Arm beest. Gelukkig uit z’n lijden verlost. Die Wim. Is toch lang de kwaadste niet.

maandag 4 juni 2012

Het Muzikantje


-          “Ik woon nu vlak bij  “Het Muzikantje”. Ben je daar wel eens binnen geweest?”
-          “Zeker, toen ik nog op de taxi zat.”
-          “Het volk dat daar komt, is dat een beetje te doen?”
-          “Mwaoh…”
-          “Ah…”
-          (….)
-          (….)
-          “Maar de muziek, die is echt wel goed.”  

woensdag 23 mei 2012

Het nadeel van bessenjenever

“’t Spijt me, ben zo klaar”, zegt de heftig zwetende man die naast mijn autodeur zit te schijten. Ik kijk een minuutje onnozel naar niks in de verte. “Bessenjenever. Ik trek het gewoon niet”, zegt hij als hij klaar is. Hij hijst z’n broek op en neemt evengoed nog een stevige teug. Never a dull moment, in Winkelcentrum Overvecht.

dinsdag 15 mei 2012

Das Leben der Anderen

Zo raakte ik in gesprek met een best leuke dame die al sinds jaar en dag oneetbare maaltijden serveert in een verder redelijk aangenaam filmhuiscafé. Een filmwetenschapper, bleek, die er ooit aan begonnen was, omdat haar connecties in de filmwereld eigenlijk niet verder reikten, het toch tenminste een soort van begin was en je bovendien gratis naar de film mocht. Het had haar verder weinig opgeleverd. Nou ja, met uitzondering van dat bijrolletje dan. Waarin ze een maaltijd serveert in een verder redelijk aangenaam filmhuiscafé. Das Leben der Anderen. Daar knap je soms in zekere zin toch van op.

dinsdag 4 oktober 2011

Zinkend schip

Neem anders de hoer die je elke ochtend op werkdagen zo strak mogelijk voor je uitkijkend voorbij fietst als ze zwaar leunend op haar rollator haar peeskamer op slot draait. Stukje marktwerking, zware nacht, doodmoe, klotezon - er is de plicht en er is plezier, die dingen zijn strikt gescheiden, zoveel is duidelijk.

Wat blijft hangen is het beeldmerk. Je heb het voor de zekerheid nog eens opgezocht en daar staat ie, ingedeeld bij vakantie/er-op-uit: rollator, 75 euro bij de Hema, met parkeerrem, uitklapbaar zitje en dienblad en draadmand – tweehonderdzoveel stuks op voorraad, heel betaalbaar al met al.

Je staart een tijdje uit het raam en mengt dan de bodempjes uit de laatste incourante drankflessen die je hebt tot één groot glas wodka. Vashe zdorovie en drink je blind. Het schip zinkt ook wel zonder jou. Of zou je niet beter eerst een boterham nemen? Morgen is er weer een dag en er moet wel gewerkt worden.

/vakantie-er-op-uit/onderweg/rollator

vrijdag 26 augustus 2011

Een chihuahua genaamd Kevin

Ik wil doorwerken, maar krijg het verhaal niet uit m’n kop dat ik gisteren hoorde over de overleden chihuahua genaamd Kevin. Zijn baasje stond op een waardige begrafenis op een plaats waar ze zelf met geen mogelijkheid meer komen kon. Het begin van een reis over vele schijven: Kevin werd als een hete aardappel van de één op de ander doorgegeven. Openstaande schulden werden vereffend en vriendendiensten verzilverd, met Kevin als betaalmiddel.

Zo heeft Kevin in zijn betreurenswaardige staat boodschappen gedaan bij Albert Heijn, een treinreis gemaakt en een popconcert bezocht. Vervolgens heeft hij nog enige tijd onder de toog van een café doorgebracht (dit alles in een dubbele plastik boodschappentas, maar toch). Met de bus is hij tenslotte door een barmhartige naar zijn laatste bestemming gebracht. Die Kevin. Heeft dood vermoedelijk méér meegemaakt dan levend.

dinsdag 26 juli 2011

De Zwembroek van Tito of: hoe wij de Koude Oorlog wonnen

Kom je eens in de voormalige Joegoslavische republieken Slovenië en Kroatië, dan zal het je opvallen dat de tijd daar bepaald niet heeft stilgestaan. Zastava’s en Yugo’s zijn op de vuilnisbelt van de geschiedenis geraakt en vervangen door nagelnieuwe Volkswagens en Audi’s. De norse Karpatenkoppen in de horeca waarmee uitsluitend op barse toon Servo-Kroatische klanken werden uitgestoten, zijn vervangen door vrolijke, bijna angstwekkend servicegerichte jongelui die desgewenst vloeiend Engels spreken.

Werkelijk alles is anders, met één uitzondering: de Zwembroek, die alle mannen van boven de 16 dragen. Eigenlijk moeten we speken van Zwembroeken, want ze zijn er in twee modellen. De één is een soort tanga met strakgesneden balzak. De ander heeft ook zo’n balzak, maar spant van achter precies over de billen. Dat klinkt niet erg flatteus en modieus en dat is het ook niet, want deze Zwembroek is midden jaren ’70 ontworpen én geproduceerd, als onderdeel van een geheim wapenprogramma, en wordt daarom wel – nog steeds fluisterend – de Zwembroek van Tito genoemd. Het is deze volstrekt onverwoestbare Zwembroek die het Westen een klinkende overwinning heeft opgeleverd in de Koude Oorlog.

In de wapenwedloop kwam het Warschaupact op een niet meer in te lopen achterstand te staan vanwege de beschikbaarheid in het Westen van superlicht en ijzersterk kunststof. Terwijl wij hier vuurwapens van plastic, stealthvliegtuigen van 150 kilo – inclusief piloot en benzine - en kogelwerende t-shirts met jolig opschrift van de band lieten rollen, worstelden soldaten uit Rusland, Polen of Tsjecho-Slowakije met loodzware bepakkingen en moesten ze zich behelpen met een geweer met houten handvat. Kansloos. En dat hebben we allemaal te danken aan die Zwembroek.

Het begint bij een op het oog mislukt experiment van een chemisch ingenieur in een speelgoedfabriek in Zagreb. De fabriek heeft opdracht om een Oostblok-kopie te ontwerpen van de populaire Barbie-pop en de ingenieur in kwestie is belast met het ontwikkelen van het Barbie-haar. Afijn, hij mengt een-beetje-van-dit en een-beetje-van-dat, let dan even niet op bij het bedienen van de mixer, waarop de rest van de machinerie op hol slaat en ongecontroleerd draden begint uit te spugen. Als de zaak weer tot bedaren is gebracht, probeert de ingenieur zijn misstap te verbergen door de rommel zo snel mogelijk op te ruimen. Maar hoe hij ook rukt en trekt aan de kluwen draad, er komt geen beweging in. Kniptangen, ijzerzagen en snijbranders worden aangerukt. Het is allemaal even vruchteloos.

Het duurt niet lang of het Ministerie van Defensie in Belgrado krijgt lucht van de zaak. Van de draad wordt een lapje gewoven, waarop geschoten wordt met kogels, vlammenwerpers en bazooka’s – zonder noemenswaardig effect. Dan wordt de tijd rijp geacht de zaak te presenteren aan president Tito. De oude maarschalk ziet onmiddellijk de potentie van het nieuwe materiaal, maar vertrouwt voor geen meter op de testresultaten van zijn militaire apparaat. Dat heeft hem met een pilletje om de zwaartekracht op te heffen en een machine die diamant zou kunnen maken uit slivovitsj al eerder katten in de zak verkocht. Hij verzint de ultieme test: waarom niet voor elke mannelijke inwoner in de buurt van de Joegoslavische kust een zwembroek gemaakt van het geheimzinnige weefsel? “Als die er dan na één zomerseizoen van kiezel- en keienstranden, zout water, aanvaringen met zee-egels, urinelekken en het in de regio populaire continue ballengekrab nog uitzien zoals ze uit de fabriek komen, ja, dán hebben we wat”, houdt hij z’n generaals voor. Zo gezegd, zo gedaan.

Geheel tegen de verwachting van Tito in, doorstaat de Zwembroek de test glansrijk. Hij weet de zaak nog te rekken door aan de proef nóg een zomerseizoen vast te plakken, maar de Zwembroek blijkt eenvoudigweg feilloos: kleurecht, vormvast en bestand tegen alle denkbare zuren, zouten en wrijvingskrachten. De militairen dringen nu aan op toepassing van het ijzersterke materiaal, om een doorslaggevend voordeel te halen in de wapenproductie. Maar Tito ziet de bui al hangen. Voor je het weet staan de Russen aan de deur te zeuren om het recept en zie dan maar eens “nee” te verkopen aan het socialistische broedervolk. En als hij één ding niet ziet zitten, dan is het een totale overwinning in Europa van het Warschaupact, dol als hij is op goede whisky, Mercedessen en B-films uit Amerika.

Gelukkig is Tito op zijn oude dag nog dictator genoeg om stokjes te steken voor ontwikkelingen die hem niet zinnen en voor een leuk bedrag verkoopt hij de hele technologie aan de Oostenrijkse firma Glock die er – na het nodige gepruts – het eerste volledig kunststoffen machinegeweer van weet te maken. Nou ja. De rest is geschiedenis – die ook in de republieken van het voormalige Joegoslavië behoorlijk in de vergetelheid is geraakt, omdat men er lange tijd wel wat anders aan het hoofd had.

Wat rest is de Zwembroek. Dictators gaan dood, oorlogsmisdadigers verhuizen naar Den Haag, Zastava’s roesten weg. Maar die Zwembroek, die eruit ziet alsof ie zo uit de doos komt, die maar niet van kleur wil verschieten en die weliswaar niet in het laatste-modebeeld past, maar waarmee je wel – als je wilt – zonder zorgen op de alom aanwezige zee-egels kunt gaan zitten, die erf je gewoon over – van vader op zoon, tot in de eeuwigheid.

zaterdag 23 juli 2011

Een Rus met een zonnesteek

Op de terugweg per katamaran naar het vasteland van Istrië na een bloedhete dag in Venetië, legt een volwassen Rus met een gondeliershoedje op alle pakweg 150 medereizigers nauwgezet vast op video. Z’n camera houdt van iedereen, zo lijkt het. Dan loopt hij terug naar zijn hoogzwangere vrouw, die heur haar – heel stemmig – alvast moedermelkkleurig heeft weten te verven, en laat haar de hele opnamesessie nog eens take-voor-take terug zien. Ze knikt goedkeurend, totdat ze is aanbeland bij de scène waarin de scheepsbemanning figureert. Die moet even over.

Je stelt je een ijzige winteravond voor, waarbij een sneeuwstorm de oostelijke buitenwijken van Omsk teistert. In de gang hangt het gondeliershoedje wat gedeukt te zijn, geen partij voor de loodzware bontmutsen van het inmiddels driekoppige gezin, die ook een haakje moeten.

Geen weer om nog buiten te gaan, vindt de vrouw, wiens haar inmiddels is ge-upgrade naar platinablond met zwarte plukken erin. De Rus stemt in. Hij hangt wat op de bank en zapt verveeld langs de sportkanalen. “Waarom ga je anders de vakantievideo niet eens monteren?”, stelt de vrouw voor.

De beelden lopen traag over het scherm van de laptop en dan kom ik voorbij, frame-voor-frame. In Omsk ben ik nog bruin en moet ik hoognodig naar de kapper. Hij klikt op “cut”. Het effect van een zonnesteek is nu eenmaal zelden blijvend. En zeker niet in Omsk.

Liegen voor beginners

Dat je toevallig met je gezinnetje passeert als de maffia in het zonovergoten stadje een winkel verbouwt en de kennelijk onwillige middenstander door elkaar schudt. En dat je dan tegen de verschrikte kinderkopjes zegt dat die mannen dat vast doen omdat ze liefdesverdriet hebben – of althans: één van hen – en dat die anderen vrienden zijn, boos omdat hun kameraad bedrogen is door de winkelier. Zo ratel je nog even verder, waardoor de leugen al doende veel te ingewikkeld wordt. Redding presenteert zich in de vorm van de politie, die zich in een onvoorstelbaar traag slentertempo richting het incident spoedt. Dat biedt je de gelegenheid de zaak een andere wending te geven door te zeggen dat het hier vermoedelijk gaat om onschuldige plaatselijke folklore, iets als carnaval of gaaischieten, maar dan anders – anders zou de politie toch wel wat harder lopen, niet? - en kun je afsluiten met een welgemeend “Jongens, wat is het weer warm, hé?”. Wat in elk geval onmiskenbaar waar is, maar bij lange na niet voldoende gewicht heeft om de opgelopen deuk in het ouderlijk gezag te herstellen.

vrijdag 22 juli 2011

Aanspreken

Eén van de lastigste communicatieve ondernemingen is het aanspreken van gehandicapten op hun gedrag. Iemand met een houten been maan je niet om eens een beetje op te schieten, ook al loopt ie opzichtig te treuzelen. “Groener wordt ie niet!” zeg je niet gauw tegen een blinde die op hinderlijke wijze voor het stoplicht een sigaretje staat te rollen, waardoor jij nét je trein mist.

Wij zaten dan ook met een behoorlijk dilemma, toen een Sloveense motorbende naast ons neerstreek, exclusief bestaande uit doofstommen. We hebben het hier over échte doofstommen, die zelfs lachten in gebarentaal en elkaar door middel van obscene gebaren met “Hé pik!” aanspraken. Tenminste, dat meenden wij er toch uit te kunnen opmaken.

Dat ze zo nu en dan hun Harley’s vergaten uit te zetten, waardoor onze vakantie-idylle met regelmaat een half uurtje verstoord werd, vanwege het gekmakende gestamp dat die machines produceren, konden we nog begrijpen en door de vingers zien.

Het probleem school in het viertal chiwawa’s dat de heren en een enkele dame gezelschap hield. Voor wie er aan twijfelt: chiwawa’s kúnnen blaffen en wel ongeveer 24 uur per dag. De leden van de motorbende stoorde dit in het geheel niet. Voor hen moet het geleken hebben alsof de hondjes in een drukke conversatie gewikkeld waren. Die alsmaar open- en dichtklappende bekjes zullen door hen wellicht beoordeeld zijn als een koddige, maar verder onschuldige zenuwtrek.

De hinder werd na verloop van tijd behoorlijk ondragelijk en dus volgde er beraad over hoe we deze kwestie aan de orde zouden gaan stellen. Schriftelijk leek geen optie, aangezien het enige woord Sloveens dat we beheersen “pivo” is. Ook gebarentaal werd weggewoven. In een liefdadige bui in haar pubertijd heeft mijn lief eens overwogen in de hulpverlening te gaan en uit de voorbereidingen daartoe herinnerde ze zich nog één gebaar: “Mamma”. Met “Mamma, pivo” zouden we niet ver komen, zoveel was duidelijk.

Er bleef feitelijk maar één optie over. En die bestond eruit dat ik me dan maar in een zo dreigend mogelijke pose tot de motorrijders zou wenden om ze er met woord en gebaar toe te dwingen de chiwawa’s een toontje lager te laten zingen. Mij leek dat een avontuur met een ongewisse afloop, aangezien het er sterk op leek dat de doofstommen alle energie die ze bespaarden door niet te spreken hadden omgezet in zuivere spiermassa.

Na nog een betrekkelijk onrustige nacht, besloot ik die middag me manmoedig over alle bezwaren heen te zetten. Ik keek even naar de druk gesticulerende groep en zocht er de figuur uit, waarvan ik aannam dat hij de leider zou zijn – een brok beton van zeker 150 kilogram, die zijn baard in een lange vlecht had weten te breien.

Toen ik voor hem stond, waren alle goede voornemens binnen een tel vervlogen. Hij voelde wel aan dat ik iets mee te delen had en gaf me een briefje en een pen. Omdat ik niet wist hoe je “Laat maar” in het Sloveens spelt, schreef ik er dan maar “Pivo?” op, waarop hij het “Bulderende Lach!”-gebaar deed, me twee ijskoude blikken bier in de handen stopte en me als afscheid nog een welgemeend “Hé pik” meegaf.

Ietwat beduusd kwam ik thuis aanzetten met de onverwachte buit, waarop mijn lief uit dankbaarheid nog even haar hoofd om de hoek stak en het “mamma”-gebaar deed, wat in de hele groep bikers tot grote – zij het geluidloze – hilariteit leidde.

De volgende morgen hoorden we al vroeg het oorverdovende gebrul van alle motoren tegelijk en wisten we dat we dit varkentje in zekere zin ook weer gewassen hadden.

vrijdag 17 juni 2011

PROEFVERLOF

I Functioneel stil
M’n tas is te zwaar. Diepvriespizza, blikken bier, sardines, een heel brood, ravioli en dingen uit de aanbieding trekken aan m’n schouder. Er zit ook nog een boek in van precies geen 1000 bladzijden. Jammer, ergens, dacht ik, toen ik ’t uit had, want waarom stoppen bij bladzijde 900-zoveel? Waar is je ambitie dan? Aan woorden geen gebrek, aan bloedbaden evenmin, lijkt me zo. Of literatuurverwijzingen, voor mijn part. De afdeling Publieke Relaties had wel 1000 bladzijden puur leesplezier kunnen beloven, als jij nou maar een doorzetter was geweest. Zelf had ik een pijnlijke stilte ingelast, op juist genoeg bladzijden hagelwit papier.

II In transit
Intussen word ik opgehouden doordat het verkeer vastloopt bij een onbemande wegopbreking. Zo raken we met z’n honderden opgesloten op zo’n punt in de stad waar niemand wil zijn. De transitzone van a naar b is niet op toegerust op een lang verblijf. We staan hier wat te dringen in de regen, terwijl je op amper honderd meter cafés weet en de Wok-To-Go en een man met haar van plastic die vleesschaafsel in je broodje stopt en je daarna een gezegende dag wenst - niet omdat ie ’t meent, maar vanwege het geloof van zijn geboortegrond. Daar moet ik ooit in de buurt geweest zijn, trouwens. Of heb ik dat gedroomd? Zoveel is zeker: het waren voor niemand gemakkelijke tijden, al was het er tenminste wel altijd zonnig. Zo herinner ik me dat toch.

III Vrouwen en hun haar
“Wist je dat je hele mooie groene ogen hebt, wanneer het licht er op een bepaalde manier in valt als je bij de koeling staat, ter hoogte van het varkensvlees en dan zo schuin naar links kijkt, in de richting van de worst”, hoor ik een vrouw tegen niemand in het bijzonder zeggen. Tenminste, zo lijkt het in de drukte. Toch voel ik me aangesproken. Ik ken haar wel, volgens mij, uit de supermarkt, als de notoire oproerkraaier die afleiding creëert ten behoeve van een syndicaat van Bulgaarse communisten met een menselijk gezicht, dat het zwaarste bier uitkiest zonder ervoor te betalen om het te verdelen onder de armen, die het praktische van veel alcohol opgelost in weinig vloeistof nog op waarde weten te schatten. Of was die vrouw nou blonder? Ze kan het geverfd hebben, maar dan zou je toch een specifiekere kleur verwachten. Vrouwen hebben iets met haar. Evengoed niet iemand die je direct op haar woord mag geloven en waarvan je verwachten kunt dat ze er haar eigen agenda op nahoudt.

IV Naar de overkant
Nu werkt ze zich door de massa naar me toe en voor ik het weet heeft ze me met een handig gebaar tegen het raam weten te persen van een busje van het leerlingenvervoer. Mijn linkeroog kijkt door de aangeslagen ruit in de keel van een kind dat om z’n moeder krijst. De chauffeur stopt hem een spekje in z’n mond, schrale troost, maar werkzaam zo te zien. Over troost wordt ook te moeilijk gedaan, leerde ik juist van iemand die voor zover ik weet tot haar laatste snik een geslachtsziekte koesterde, omdat de brand tussen haar benen de herinnering levend hield aan een liefde die verloren ging en haar tegelijk gezelschap bood zonder haar steeds weer tegen te spreken en haar te ergeren met onverwachte wendingen - zolang ze maar ontstekingsremmers bleef slikken, op vaste tijden, met een glaasje cola. Van tragiek wilde ze niet weten: zelfs op het kerkhof smelt het verdriet al in de as van het eerste sigaretje dat de achterblijvers roken, dus doe wat je niet laten kunt. Dat zijn haar woorden, hé, niet de mijne, haar laatste zelfs, staat me bij. En ik wil alleen maar naar de overkant, dus wat kan mij het eigenlijk schelen.

V Geldzaken
Ik voel haar greep iets verslappen en merk dat ze haar aandacht verlegt naar een punt op de horizon dat uitgroeit tot een blauw zwaailicht dat schettert in de regen. Aan de overkant weet ik de krakers, die me onderdak bieden in een onbereikbaar fort, maar die in ruil daarvoor de hele dag willen praten over geld. Ze knippen kortingscouponnen en koffiepunten dat het een lieve lust heeft, hongerig als ze zijn naar een toekomst met zachte badlakens, tefalpannen en een citruspers, maar dan wel, al is het maar voor een procent of wat, verkregen via niet-monetaire wegen. Want ze weten daar van goed en kwaad. Over mijn specifieke geval moet nog vergaderd worden, meen ik, maar daar komen ze alsmaar niet aan toe vanwege zaken die dringend om de aandacht vragen, zoals het ontwikkelen van een nauwkeurige rekenschaal die recht doet aan verschillen in eetlust en hoe die te verrekenen in de bijdrage aan de huishoudpot. Voor elektrische stroom en water zijn ze er al uit, het is nog een kwestie van fijnslijpen. Toch zou ik nu niets liever willen dan bij ze zijn.

VI Momentum
Eigenlijk is het zo simpel als wat, als je de situatie overziet. Dáár is de uitweg en hier sta jij, doodstil, slap eigenlijk. Waardoor ze eerst voor je ogen met haar vingers knipt en je daarna – bij gebrek aan reactie – in je wang knijpt. Momentum. Raak je d’r recht op de lever, dan geeft dat vast genoeg tijd voor die stap of tien die je nodig hebt om hier weg te raken. Dan vlucht je naar binnen, meld je je op Begane grond/receptie, zegt eens goeiedag en wandel je na verloop van tijd met kalme pas de deur weer uit. Buiten wacht een man met een Verklaring van Geen Bezwaar en hij geeft je ook nog geld genoeg voor een taxi naar waarheen je maar wilt. En weet je wat het mooiste is? Je mag je boeken meenemen en het zit allemaal in het ziekenfonds. Tenminste, zo stond het toch in de folder, dacht ik.

(gemaakt iov pomgedichten.nl)