donderdag 23 december 2010

Straatweg

Van stoplicht tot stoplicht in onder 10 seconden
Met je ogen dicht
omdat het dinsdagmiddag is en tegen zessen
Je kunt het eens proberen
in je Golfje GTI
dat maar geen klassieker worden wil
1200 op marktplaats
meer zit ‘r niet in, bij deze kilometerstand

Je komt tot stilstand met je hart in je keel
De chaos transformeert
en heet vandaag Supermarkt Kabul
Je koopt er balen meel en suiker
waar je vroeger video’s kijken kon
van vieze vrouwen met vage varkens
De markt is vrij, de handel dood
als je pizza en drugs buiten beschouwing laat

Seks is uit en huishoudelijke apparaten
en radio’s en auto-onderdelen ook
Ramen smerig, niks te zien
Rood-blauw led-licht wijst de weg
naar uitzendwerk en internet
simlock-vrij en moneytransfer
of met de bus naar Marakesh
wij-kopen-al-uw-goud en nog-zo-wat.

Er was een abattoir dat messentrekkers ronselde
in een café met precies dezelfde naam
Er werden ankers gegoten
en ketels geklonken
en boeken gedrukt
en treinstellen gemaakt
en kinderen geslagen
en handelsreizigers beroofd

Maar met deze snelheid
ga je lijn 3 niet meer ontwijken
Kutbus, altijd al geweest
Niemand kijkt op
van de knal die je voorruit versplintert
De geur van bloed
is de geur van de straatweg
en een kortje in de krant

maandag 22 november 2010

Kippenvel

In de stad is het òf koud, òf warm, maar nooit zie je iets aankomen – hoe zou je ook, als je altijd noten eten kunt of spinazie of bospeen of groene sla met eitjes - waardoor het altijd te laat is om een winterjas te kopen en daardoor juist ook weer altijd te vroeg – want voor je het weet is het uitverkoop en dan heb jij de volle mep betaald. Wat rest is kippenvel en een zwembroek in originele verpakking.

donderdag 11 november 2010

Respect

Ooit - op het Centraal Station, ik weet het nog goed, ik was redelijk dronken, het was een uur of vijf en ik had een liedje van Prince in m’n hoofd – ben ik aangezien voor een Servische huurmoordenaar. Daar had ik precies nog de leeftijd voor en – voor wie het zien wil – de passende kop.

Ik neem niemand iets kwalijk. Laat dat tevoren gezegd zijn.

Er sprongen kerels op m’n nek die uit het niets kwamen en voor ik het wist zaten er tie-wraps om m’n polsen en m’n enkels en kon ik niks meer zien omdat er ’n muts over m’n ogen werd getrokken. Er werd geen woord gezegd. Ze legden me op een brancard en namen me mee.

Het was professioneel. Respectvol. Het duurde geen halve minuut.

Het chagrijn sloeg toe toen de mist optrok. Slager van Belgrado, slager te Belgrado, er was een hele semantische discussie, waar ik weinig van meekreeg. Het Servisch is een moeilijke taal die ik niet spreek en Belgrado heb ik alleen eens vanuit de trein gezien. Mijn broek was stuk en niemand wilde praten over vergoeding.

Verdwijn, stuk vreten. Dat was tenminste duidelijke taal.

dinsdag 26 oktober 2010

Slecht nieuws op station Overvecht

“Dus die dokter zegt dat er veel meer urine uitkomt dan dat er drinken ingaat en als het zo verder gaat , dat het dan niet goed afloopt, maar ja, zo’n man kan toch eigenlijk wel bedenken dat ie ook wel eens schijfjes komkommer eet en vla – alsof daar geen water in zit, een komkommer is gewoon water met een velletje erom, toch? – dus wij zien dat probleem niet.”

(….)

“Dat zeg ik: bestaat gewoon niet, zou je zeggen.”

(….)

“Neenee, dat niet.”

(….)

“Om kwart over zes. Heel vredig, eigenlijk.”

dinsdag 28 september 2010

Delphine leest voor

Naast de ingang van het ziekenhuis bewateren dronken werklui de struiken.
Als ik passeer geven ze de welvaart van alles de schuld.
En mij, godbetert.
Dat vraagt om een gebaar, want één van die mannen is mijn vader.
Ik bied ze een nier, ze willen sigaretten.
Een nier kan ik missen, sigaretten niet - alsof mijn vader dat niet weet.
Ik heb zijn lichaam geërfd.

De dokter roert het soepje dat hij voor me kookt.
Dubbelgetrokken bouillon kan je redden.
Of anders die vette, bruine pillen, met hun nasmaak van kolenstook,
Waar je pik van verschrompelt.
Het is hem om het even,
Als ik maar weet dat de soep ambachtelijk is.
Er zitten paddenstoelen in en de teennagels van de vorig patiënt.
Er hadden spinnen in kunnen zitten, of overreden kat,
Dat was hetzelfde geweest,
Maar vorige patiënten zijn er hier in overvloed,
En als de dokter zegt dat ie nagels nodig heeft,
Omdat die levens redden,
Dan zijn er maar weinigen die hem tegenspreken.
Dus waarom verder zoeken,
Als het toch maar gaat om de walging,
Bron van geneeskunst.
Wie niet meer walgt, wordt doodverklaard,
Waaruit volgt dat je alleen walgend midden in het leven staat,
Dát zijn de regels van het huis -
Het is een theorie, niet slechter dan een andere.

De dokter heeft opgelet bij de lessen sociale vaardigheid.
Delphine Lecompte is in de stad, babbelt hij,
Geestverruimend, grensverleggend prijsdier dat gedichten leest,
Het kan wel wat voor jou zijn.
Ik hoor hem wel, maar kan het idee niet vasthouden,
Want de soep smaakt naar mijn moeder,
Dus ik ben ten dode opgeschreven.
Ik heb haar recepten geërfd.

donderdag 23 september 2010

Zorgelijke toestand

Eigenlijk ben ik vooral bang om zomaar dood neer te vallen. En dat het haakje dan nog op de deur zit, zodat niemand binnen kan. Dan moeten ze een ruit inslaan en welke ruit kiezen ze dan? Je kunt niet verwachten dat ze daar nog diep over nadenken als ze jou daar midden in de kamer zien liggen. Wat ligt er in de tuin waarmee je een ruit te lijf kunt? Een fiets, een zinken emmer. Lege flessen. Zou dat gaan? Glas-tegen-glas? Een stoel van ijzer. Die stoel, die zou ik kiezen, als ik hier zonder na te denken een ruit moest breken. Wat je zou willen is dat ze de ruit van de deur stuk slaan, want die is het gemakkelijkst te vervangen. Deur eruit, vlak leggen, streepje kit in de naden. Een kind kan de was doen. De andere ruiten zijn lastiger. Duurder ook, waarschijnlijk. Misschien moet ik toch eens een briefje ophangen. Wat simpele instructies kunnen de schade beperken. Moet wel gelamineerd worden, dat briefje. Anders is het na één regenbui onleesbaar.

maandag 6 september 2010

Neem nooit uw lief mee naar een wedstrijd voor podiumdichters (tenzij u zeker bent van de winst)

Poetryslam. De finale. Er is een prachtige jongen van 20 of zo met een diepgesmeerde jaren-‘50-stem en een verpletterend goed gedicht over jongensseks-bij-gebrek-aan-kut (zo plat als het er nu staat, was het beslist niet, maar ik ben die jongen dan ook niet). En er is ook nog een scherp ogende, getrainde vent die z’n woorden als met een spijkerpistool het publiek in schiet. Uit het blote hoofd en nog raak ook.

Er is een redelijk bezopen jury, die de alcoholroes bijstuurt met een joint op gezette tijden en een luidruchtig ‘GASTUH!! TAPAS ETUH!!’ in de lange pauze, maar die via onnavolgbare verbale slingerwegen wonderwel toch tot de juiste besluiten komt.

Er is meer, waaronder ik, maar dat speelt feitelijk geen rol. En het is niet moeilijk je daarbij neer te leggen. Hier staan twee authentieke performers, waar je niet met gratis tapas naartoe gelokt hoeft te worden.

Natuurlijk, je hebt er wél gestaan en je best gedaan, in je tweede podiumoptreden na je spreekbeurt over D’n Béver op de middelbare school in Bergeijk. Maar je merkt al direct dat het allemaal te klein en te statisch is.

Thuis wacht de drank. En je hebt je die middag al niet bepaald onbetuigd gelaten op dat vlak. Er is veel en het houdt niet op. Dan, uit het niets, gebeurt iets wat eigenlijk nooit gebeurt – want drank verbroedert, bij jou in huis: als iedereen is vertrokken, krijg je hooglopende ruzie met je lief. Het onderwerp: waarom je niet nog meer bier wil drinken en hoe flauw dat wel niet is. Typisch een thema van waaruit je gemakkelijk zinloze argumenten betrekt om het vuur lekker op te stoken.

Ergens in de twist denk je een sluitend punt te maken met een snerend uitgesproken: ‘Tja, dat is dan jouw positie!’ En dan heeft ze je te pakken. Want heb jij die middag niet een poging tot theater gedaan door met de nodige armgebaren zo fel mogelijk ‘Positie! Positie!’ uit te roepen? 'Positie! Positie!’, bauwt ze je na – inclusief lafhartig armgebaar. En nog een keer, om het punt nog eens aan te zetten. In een flits dringt het tot je door: dáárom komen poetryslammers liefst zonder aanhang! Met dat inzicht val je in een diep coma.

(Voor de teerhartigen onder u: Wij konden er vanmorgen alweer hartelijk om lachen.)

maandag 16 augustus 2010

Het nut van verzamelen

Bron: Watersnoodmuseum, Zeeland

dinsdag 10 augustus 2010

De prijs van dingen

Mijn sportschool is overgenomen door een klantvriendelijke meneer, die al meer sportscholen heeft en die – heel succesvol - denkt in concepten en doelgroepen. Daarom is mijn sportschool nu ineens voor grondige verbouwing gesloten en moest ik vanmorgen noodgedwongen naar een ander filiaal, dat conceptueel wél aan alle eisen voldoet.

Het krachthonk van de oude sportschool werd voornamelijk bevolkt door mensen van tussen de Eufraat en de Tigris en Bulgaren en Roemenen en ex-Joego’s – jongens met veel verhalen maar weinig tekst - en ik had me al voorgesteld dat die zich niet zo één-twee-drie zouden thuisvoelen in de concepten van de klantvriendelijke meneer. Het zou anders zijn, zoveel was zeker.

In plaats van de bekende afgebladderde Italiaanse troep, stonden hier glimmende hefbanken uit Amerika, met zo’n in schoon metaal uitgevoerd logo dat je toch meteen doet denken aan pickup trucks en slap bier in clubs waar ze aan kooigevechten doen. En daartussen stond, vergezeld door z’n personal trainer, misschien wel de schrielste man van middelbare leeftijd die ik ooit ten noorden van de evenaar zag. Nou ja, in een sportschool dan toch.

Z’n kleding versterkte het effect. Hij droeg een blauw shirt en bijpassende korte broek. De openingen waar z’n uitgemergelde ledematen uit staken leken immens. De huid van z’n armen en benen was bedekt met een transparant-grijze deken van bezweet haar. Daaronder grauwige bleekheid. Dit vel moest decennialang geen zon, nee, zelfs geen licht hebben gezien.

Bovenop z’n lange lichaam: een verhoudingsgewijs enorm hoofd. Of, beter gezegd, een normaal hoofd, dat groot leek voor het magere onderstel. Dat hoofd, daar was wat mee. Ik zag het niet direct, bij nader inzien te wijten aan het haar, dat helemaal uit model gezweet was.

Ineens drong ‘t door: dit was het hoofd - maar dan met nauwkeurig gekapt haar - dat op de achterflap stond van zeker vier boeken die bij mij in de kast staan. En bepaald niet alleen bij mij, ook bij tienduizenden anderen. Een goede verteller met een hele serie wonderlijke, sterke en toch geloofwaardige verhalen op z’n naam. Literair en toegankelijk. Gewoon mooi.

Er werd getrokken en geduwd met gewichten. De personal trainer was voorzichtig met z’n cliënt, leek zich bewust van z’n breekbaarheid. Tegelijk was hij streng: lichaamshouding, stand van polsen en voeten. Let op je nek. Uit de knieën. Niet goed, overnieuw, concentreer je. Balans, balans, het gaat om balans. Focus! De schrijver deed z’n uiterste best om de instructies uit te voeren. De onbeholpenheid. Z’n verwaarloosde lichaam sprak een andere taal. Het verbeelde onze gebreken. Niet de zijne.

zondag 1 augustus 2010

Schaapjes tellen

Zo kwam ik terecht in een industriële slachterij, waar die dag lammeren op het menu stonden. Het ging er ordelijk aan toe, de lammetjes sloten netjes aan in de rij en als bezoeker mocht je oordoppen dragen. Ik wist dat het een droom moest zijn, want ik dacht: ‘Alles beter dan schaapjes tellen’.

vrijdag 4 juni 2010

Rans en Ruw

Hulshorst. Daar hoor je eigenlijk nooit wat van. Naar nu blijkt woont er een Bekende Nederlander, te weten ene ‘Terror Jaap’. En nu heeft de politie bij hem een inval gedaan, vanwege zijn banden met Joran van der Sloot.

Ik ken weinig poëzie uit het hoofd, maar ik heb eens uren moeten wachten op het station van Hulshorst en had daardoor alle tijd een gedicht van Gerrit Achterberg te bestuderen dat daar op de muur is bevestigd. Daarom weet ik toevalligerwijs nog van de ‘barse bende rovers, rans en ruw uit het witte veluwhart’.

Er woonde dus al eens eerder een Bekende Nederlander in Hulshorst. Achterberg woonde er op kamers en kreeg een verhouding met zijn hospita, die hij doodschoot toen ze hem betrapte bij het verkrachten van haar 16-jarige dochter. Gerrit werd ter beschikking van de regering gesteld en leefde in zekere zin nog lang en gelukkig. Hij schreef althans een stapel schitterende dichtbundels vol. En dat zie ik Rans en Ruw toch nog niet doen.

HULSHORST

Hulshorst, als vergeten ijzer
is uw naam, binnen de dennen
en de bittere coniferen,
roest uw station;
waar de spoortrein naar het noorden
met een godverlaten knars
stilhoudt, niemand uitlaat
niemand inlaat, o minuten,
dat ik hoor het weinig waaien
als een oeroude legende
uit uw bossen: barse bende
rovers, rans en ruw
uit het witte veluwhart.

Gerrit Achterberg

woensdag 2 juni 2010

Zonder recept

Met de nodige mitsen en maren schijnt het te kunnen, zelfmoord plegen met aspirines. Maar hem was het dus niet gelukt. “En weet je wat me nou zo verbaasde? Ik werd wakker met stekende koppijn.”

dinsdag 11 mei 2010

Alles is roest

Aan de kade ligt een bootje. Daar woont een man die zijn messen slijpt. En zwaarden. En bijlen. En ook wel beitels en schaven en zaagtanden, maar dat zijn gereedschappen en die doet ie in opdracht, dus dat is meer werken. Aan boord is alles roest - dat komt ervan als je messen slijpt op een bootje in de haven.

maandag 26 april 2010

‘It's that question of trying to be immortal’

Malcolm Mclaren laat weten dat God bestaat en dat Hij openstaat voor verstandige raad, met als meest tastbare resultaat tot nu toe dat Hij zijn baard in dreadlocks heeft gedraaid.

zaterdag 24 april 2010

De prijs van ijdelheid

IJdelheid heeft me al heel wat gekost. Postzegels, verse vis, een woordenboek van het engels naar een andere vreemde taal en terug, een koffiemok met inscriptie, twee jonge poezen, een tekening – voorstellende een hertje en een vrouw (maar je ziet dat pas als je het erbij vertelt) en een CD met bluesmuziek die ik precies nu eens graag zou horen.

maandag 19 april 2010

Brandend water

Hoe graag was ik niet lasser geweest. Meer specifiek: onderwaterlasser. Zo’n kunstje dat praktisch niemand verstaat, waarbij jij met allerlei spul van ijzer dat niemand kent en rubber slangen en met een lamp op je kop onder het bruine oppervlak verdwijnt. Ernstige mannen kijken je na. En na een tijdje, dan zien ze wat bubbels bovenkomen en verder zien ze niks, want het is donker, daar onder water. Er is slib en drab en microbisch leven dat alles aan het zicht onttrekt. En na nog een tijdje kom je boven en doe je je mondstuk uit en zeg je iets van ‘zo, gefikst’. En de ernstige mannen kijken je aarzelend aan. Als jij het zegt moet het waar zijn, maar als het waar is moet water kunnen branden.

Poetry in motion


Dat er dan een vrouw door de straat loopt die keihard in haar telefoon tettert dat haar faalangstigheid het één-en-ander in haar leven in de weg staat en dat je haar daarom eens aanziet en dat je dan denkt: ‘Tja wat wil je ook, met zulke schoenen’.

maandag 5 april 2010

Obstakels

De tocht van Domburg naar zee had vanwege allerlei sociale obstakels een volle twee dagen in beslag genomen. Maar nu was ie er dan toch eindelijk. Hij had gelijk zin om weer om te draaien.

donderdag 1 april 2010

Bloedbad

Een foto van een man bij een plant. De man lijkt klein, maar dat kan komen omdat de plant zo groot is. Bij zo’n grote plant lijkt elke man klein. Een man zou altijd groter moeten zijn dan de plant waarnaast hij wordt afgebeeld, leer je zoiets niet op de professionele fotografenschool? Aan het minzame lachje van de man zie je dat hij niet van zins is zich druk te maken over zijn relatieve afmeting ten opzichte van een plant - dat is maar voer voor imagomakers en psychologen. Hij is er een die zijn eigen merkteken achterlaat. Een uitvinding. Een bouwsel. Een voettocht over de Alpen. Europees marktleiderschap in bruine schoenveters. Of een bloedbad. Daar komt geen plant bij kijken.

dinsdag 30 maart 2010

Zonder titel

donderdag 25 maart 2010

Leegte

Zo leuk kan leegte zijn:  unhappy hipsters

dinsdag 23 maart 2010

Brief aan mijn toekomstige uitgever

Geachte heer,

Om eens met de deur in huis te vallen: vriendelijk verzoek ik u zo spoedig mogelijk mijn boek uit te geven. U begrijpt: u hoeft niet in te zitten over de inhoud. Daar wordt hard aan gewerkt, op alle vrije uren die ik in de avond heb. Het hoeft ook geen heel dik boek te zijn, een boek is goed genoeg en ook een kleurenplaat voorop is geen vereiste. Wel zou het prettig zijn als het een harde kaft heeft en dat het niet met een nietje in elkaar gezet wordt. Zelf denk ik aan een oplage van 50 stuks. U loopt geen enkel risico, en u hoeft ook geen reclamekosten te budgetteren of een receptie te organiseren vanwege de presentatie, want ik koop ze allemaal. En ik gun u gewoon uw marge, dat daar geen misverstand over is.

Hoewel ik begrijp dat u in de week vast een stapel van dit soort brieven krijgt, hoop ik toch dat u dit schrijven met enige prioriteit gaat behandelen. Het zit namelijk zo. Mijn zuster gaat spelen in een film. Jawel! Een heuse speelfilm, die zo tegen de kerst in de bioscopen gaat draaien. Helemaal van Parijs zijn ze gekomen om mijn zuster eens aan te zien en ze zeiden zoiets van “jaja, dat moet kunnen, zij moet het dan maar zijn, hé?”, maar dan in ’t Frans, want – zoals gezegd - ze kwamen helemaal van Parijs.

Nu kan het mij op zichzelf niet zoveel schelen, dat mijn zuster in een film gaat spelen. Sterker nog: ik gun het haar wel, al blijf ik me afvragen hoe ze zich met haar steenkolenfrans door die lange dialogen gaat slaan, die ze momenteel uit haar hoofd probeert te leren. Het zal de tekst niet zijn die de hoofdrol speelt, denk ik dan maar. Afijn, u zou mijn zuster moeten kennen, dan begreep u het wel.

Waar het mij om gaat, is dat ik natuurlijk nooit meer met goed fatsoen een eerste boek kan laten verschijnen als mijn zuster al afgebeeld is geweest op een poster bij de Odeon of de Luxor, in de armen van de één-of-andere geschminkte adonis. Stelt u zich eens voor: de mensen zijn op een zondagmiddag naar de stad gereisd om mijn zuster in die film van die Fransman te zien. Ze zullen zeggen dat ze van het verhaal weinig begrepen, maar dat het al met al toch een klein mirakel is dat iemand uit onze contreien er in spelen mocht.

En dan kom ik met m’n eerste boek. Dat is dan toch gelijk het boek van ‘de broer van..’, hé? Ik kan het smalende commentaar nu al horen, zo van ‘ochgodochgod, meneer kan het niet zetten dat z’n zuster eens in de belangstelling staat’. En in de persbesprekingen zal het niet anders zijn, denk ik. Het zal toch lijken alsof dat eerste boek er gekomen is vanwege haar, alsof ik profiteren wil van haar naam en faam.

Hoe anders zou het zijn, als straks m’n eerste boek bij nader inzien het tweede blijkt te zijn! Dat zoiets gezegd kan worden als: ‘de fijnproevers hadden de in beperkte oplage verschenen eersteling van deze auteur reeds op de boekenplank kunnen hebben.’ Mocht de zaak zich zo ontwikkelen, dan gun ik u niet alleen de eer de ontdekker te zijn van een literair fenomeen, maar zeker ook een interessant aandeel in de revenuen van de heruitgave van het boek dat ik u nu vraag te drukken.

Uiteraard wil ik u de tijd geven dit aanbod zorgvuldig in overweging te nemen. Echter, de tijd vliegt, de eerste opnamen voor mijn zuster zijn al gepland voor de tweede helft van mei en voor we het weten staat de kerst voor de deur. Daarom hoor ik graag op zo kort mogelijke termijn van u wanneer we eens kunnen afspreken om de details door te nemen.

Hartelijke groeten,

dinsdag 16 maart 2010

Het wonder van leven en dood

En terwijl ze met een geruite theedoek op schoot de ene na de andere Fine de Claire vakkundig-abrupt met een puntig mes van het leven berooft, vertelt ze van de troost die uitgaat van het geloof in reïncarnatie.

maandag 15 maart 2010

Beul

De vader van Jaap, die fietste steeds van Beverwijk naar Utrecht op twee beugelflessen Grolsch. Die had ie in een geruite fietstas die met geplastificeerde haakjes aan z’n bagagedrager was bevestigd. Hij begon en eindigde de zoektocht naar z’n zoon altijd bij mij. Dat hij bij mij begon kwam omdat hij wist waar ik woonde, en dat was al heel wat in die dagen. Dat hij bij mij eindigde was omdat hij van mij z’n twee lege beugelflessen mocht inruilen voor twee volle voor de terugweg. Die fietstochten. Het was altijd vergeefse moeite. “Als je ’n ‘m ziet, zeg maar dat ik langs geweest ben.” Pas als z’n vader zeker weten weg was, kwam Jaap van m'n zolder. De vader van Jaap: dat was een beul van een kerel. Tenminste, volgens Jaap.

zondag 14 maart 2010

Een verhaal dat zichzelf schrijft

“Afijn. Dus zij op Afrikaans dansen…”

donderdag 4 maart 2010

Tasje

Allemaal gelul. Dat m’n schoenen niet blinken. Dat m’n auto ’n wrak is. M’n fiets versleten. M’n jas vergaan. M’n t-shirt verwassen. M’n sokken vergiftigd. M’n onderbroek belegen. M’n vel wormstekig. M’n ogen flets. Maar dat je m’n tas te klein vindt. Dát raakt me wel. Want 'n vent met ’n tasje? Géén gezicht.

dinsdag 2 maart 2010

Split Level

De parkeergarage is van ’t type ‘Split Level’. Wat betekent dat je – eenmaal geparkeerd - vanuit je auto benen voorbij ziet lopen vanaf de knie. Laarzen en instappers en werkschoenen en een soort muiltjes en nog instappers en dingen met hakken waarvan ik zou moeten weten hoe ze genoemd worden maar het schiet me niet te binnen.

Intussen vertelt iemand op de radio dat Karadzic meent dat de werkelijkheid beter benaderd wordt als we nu eens alles wat er gebeurd is precies omkeren. Zoals die platen van de Beatles, denk ik, waarvan vroeger wel gezegd werd dat de ware betekenis alleen gehoord kon worden als je ze achterwaarts afluisterde. Of misschien ging ’t zo, buiten het zicht van de camera’s: wonden ritsen dicht, lijken slaan de ogen open, lopen achterwaarts weg van de rampspoed en gaan letterlijk zoals ze gekomen zijn, op weg naar een mooie toekomst als kleuter en uiteindelijk zachtjes wegslapend in de geborgenheid van hun moeder. Karadzic - die is ooit psychiater geweest en later ook wel gebedsgenezer, dus die heeft mogelijk wel gekkere dingen gezien, waardoor het in zijn ogen misschien niet eens zo’n slechte verdediging is. Meer waarschijnlijk is dat ie helemaal geen dossiers heeft bestudeerd, maar in een manische bui Slaughterhouse 5 tien keer achter elkaar heeft gelezen. Oh nee, dat was ik zelf.

Er komt ook nog weerbericht en iets met een file en een geschaarde vrachtwagen en dan is het tijd voor een liedje ofzo.

Het is druk hier, met halve benen die allemaal dezelfde kant op lopen, wat haast niet mogelijk kan zijn, want dan zou de garage toch binnen de kortste keren helemaal vol- of juist leeg moeten zijn?

Ik denk dat ik naar zweet stink. Of naar iets wat hier in de auto ligt te rotten. Ik moet echt weg.

Maar eerst bel ik m’n afspraak af. Ik zeg dat ik op straat zit bij een kind met een niet te stelpen bloedneus en dat we wachten op een ambulance die maar niet komen wil. Zulke dingen gebeuren tenslotte. En wat voor mens zou je zijn als je dan de helpende hand niet toestak?

vrijdag 26 februari 2010

Gusta

Van een geheel andere orde: vorige week hebben ze Gusta begraven. Gusta was van Retie, waar haar ouders dacht ik een herberg hadden waar je ook pannenkoeken eten kon, en daarmee bepaald van hogere klasse dan wij allemaal bij elkaar. En toch ging ze met Wimke, onze buurjongen. Die was ook eersteklas, maar dan vooral in het stelen van oud ijzer en – in het weekend – Zundapps en Kreidlers. De eerste keer dat ik Gusta zag, stond ze razend en tierend onder een boom in onze achtertuin. Daar was Wim ingeklommen in een wel heel suffe poging om aan de politie te ontkomen. Ik zag de politie niet, ik zag Wimke niet, ik zag z’n moeder niet (toch de enige vrouw in de wijde omgeving die altijd een lange broek droeg, met standaard in de band daarvan een pakje king-size-Hunter-sigaretten – ook al vrij exotisch voor toen en daar). Ik zag alleen Gusta. Gusta had een lange vlecht tot op haar kont. Ze was klein en mager en de eerste mooiste-vrouw-ter-wereld die ik ooit zag. Met Gusta en ons Wimke is het helemaal goed gekomen, met een serie kinderen en een bloeiende handel in tweedehands auto’s en dergelijke. En nu, hoorde ik dus, is ze dood en begraven. Nu ook pas hoorde ik hoe oud ze feitelijk was. Gusta en ik, godnondedju, ’t had zó gekund!

Wachter

Van alle mogelijke rollen heeft die van Wachter mij gekozen. Dus ik wacht. Oppervlakkig beschouwd lijkt dat een passieve rol, maar het tegendeel is waar: wie wacht moet altijd overal op voorbereid zijn, omdat je volledig in het duister tast over vorm, wezen en herkomst van hetgeen je te wachten staat.
Wat is de beste conditie om wat je te wachten staat juist te doorgronden en ontvangen? Belezen? Onbevlekt? Van op de vuilnisbelt? Halfdood met slaapogen?
En hoe gaat hetgeen waarop gewacht wordt zich manifesteren? Als de kop van een artikel in de krant? (En zo ja: welke krant?) Als een bijzin uit de mond van de huisvriend van je aangetrouwde nicht? Als de liefde waar je bijna in verzuipt? Als de hele serie cijfers en letters in precies de juiste volgorde op je staatslot? De laatste tijd denk ik wel eens dat ik wacht op een keerpuntige e-mail, maar dat komt waarschijnlijk omdat ik zojuist een iPhone heb aangeschaft.

vrijdag 19 februari 2010

Brixton Bypass

Daarlinks van de Brixton Bypass is een tentenkamp. Je mag er voor weinig slapen als je allerlei moeilijke papieren weet te overleggen en voor niks als je een blow rookt met de Westindische opzichter. Eigenlijk wil ik bier, maar dat heeft ie dan weer niet, dus we roken, en dat werkt ook. Zo raken we verzeild in een woordgrap die hij kent over dat de zwarten hier eens de baas kunnen spelen over de Slaven, maar we komen er niet uit, want het schijnt te draaien om de precieze uitspraak. En daar schieten we allebei te kort.    

donderdag 18 februari 2010

Geboorte van een subcultuur

Dat is het rare, denk ik, luisterend naar ‘Stoned Autopilot’ (minimal techno, want dat denkt zo lekker – en vandaar, waarschijnlijk). Als je er met je neus bovenop staat, heb je vaak helemaal niks in de gaten. Zo wordt nu wel gezegd dat wij in de Vrije Vloer het house-tijdperk hebben zien aanbreken. En inderdaad, bij nader inzien weet ik nog dat van-de-ene-op-de-andere-dag de DJ niet meer in een benauwd hokje achter glas stond, maar op het podium, achter een ouwe deur op schragen.

Ongeveer het enige wat ik er verder nog specifiek van weet, is dat op zeker moment twee vrij ordinair geklede meiden elk één van mijn handen pakten en die abrupt en zonder aanleiding op hun blote borsten legden. Daar moesten ze vreselijk om lachen en ik eigenlijk ook wel, al was het wat schaapachtig. Toen dacht ik natuurlijk wel iets van ‘nou, nou, de mensen worden ook steeds vrijpostiger en waar komt dat zo plots vandaan?'. Maar zelfs met de kennis van nu – om het eens populair te zeggen - kan ik niet beweren dat ik dit gebeuren juist op waarde heb geschat: wee-tjes bij de geboorte van een invloedrijke subcultuur.

PS. Een volgende keer zal ik misschien eens vertellen over de dag dat ik in Hongarije het IJzeren Gordijn aanzag voor het hekwerk van een schapenweide en zodoende precies een Historisch Moment miste.  

woensdag 17 februari 2010

LinkedIn Blues

Wist je dat je er met een betrekkelijk eenvoudig trucje voor kunt zorgen dat het lijkt alsof Barack Obama zo goed als tot je inner circle gerekend moet worden? En dat ik mensen tot mijn professionele inner circle moet rekenen die dat nog doen ook?

maandag 15 februari 2010

Bruidje in de sneeuw

(Ergens in die flats daar achter het spoor, daar weet ik er een die dit weer maar slecht verdraagt.)

en in die vuile sneeuw
besmeurd met kolenstook en cordiet
daar ligt een doodgebloed bruidje

in het ritme van de sneeuw
die smelt en aanvriest en smelt en aanvriest
lost ze op, elke dag een beetje

woensdag 10 februari 2010

Overdosis Frans

(Als er iemand in de buurt is met een fotocamera, dan kijk ik toevallig de andere kant op. Of ik loop precies uit ’t kader. Of iemand buigt zich net over me heen. Of er is ander ongerief, waardoor het allemaal niet optimaal op de gevoelige plaat komt. Niet erg. Want ik heb het portret dat Mig een jaar of 6, 7 geleden van mij schetste en dat is bij verre het meest treffende dat ooit van mij gemaakt is: Overdosis Frans. Het was kwijt en is teruggevonden. Ik ben dankbaar. Heb er ook wat van geleerd: pakken draag ik nooit meer.)


overdosis Frans

Puik pak
In ongemak
Gevecht
Battledressed!
Meer pak nodig
In strijd met dit wezen!

Gniffelt,
Giechelt bijna,
Brengt zijn hand
met een vliegbeweging
Naar zijn mond,
Hoofd schuin naar boven,
Een oksel laag,
Andere schouder hoog
Een trek aan zijn sigaret,
De hand door naar het hoofd,
Slagveld van rimpels
Waar ooit haar woedde.
Koffiedrinkend als een kameel
Verzwelgt het reuzenbrood,
Verslindt de reuzel die erbij hoort.

Een vormloze homp
Gemoedelijkheid,
Energie
En sympathie,
Besef van onvolmaaktheid
En beperkingen
Bevlogen,
Begaan,
Een gevaarlijke pot schaak
met het noodlot,
Het leven als een spel
Eenvoudige levensgenieter
In hart en nieren,
Uit overtuiging.

Een vrolijke siergeit,
Overlever, inspirator
Soms te typisch
Voor zijn omgeving

Onhandelbaar dichtbij:

Overdosis Frans


(Door: Michiel - léés die man)

maandag 8 februari 2010

Zwaansteeg

De Zwaansteeg is heel smal en taps toelopend, zodat zelfs het weer er niet in kan. Maar wij wel, tenminste: met de maten van toen. We speelden en verloren. Zij een schoen, ik haar telefoonnummer.

zaterdag 6 februari 2010

Dode dichter

Over de kwaliteit van het dichtwerk kan gediscussieerd worden. Maar nu iemand uit Hasselt vraagt of ik  toevallig de handleiding nog ergens heb voor dat mini-gravertje, begin ik toch serieus te denken dat het moment gekomen is om ander tijdverdrijf te zoeken.

dinsdag 2 februari 2010

Een ongeluk op Ramses Square

Ik luister naar Big Mama Thornton die ‘Hound Dog’ doet en denk aan mijn moeder die daar een 45 toeren plaatje van grijsdraaide – maar dan in de Elvis-uitvoering. Van Big Mama Thornton had niemand toen ooit gehoord en van Elvis wel, dat spreekt. Zelf ken ik Big Mama Thornton ook alleen maar omdat we nu internet hebben, dat je met allerlei slimmigheidjes vanaf Elvis via slinkse omwegen doet uitkomen bij… Het is allemaal niet mijn verdienste.

Omdat mijn moeder oud is en niet aan internet doet, bedenk ik me ineens: ik schrijf haar een brief. Of, beter nog, ik maak een boekje speciaal voor haar met gedichten en verhalen, om haar eens van die dingen te vertellen die ik wildvreemden met gemak voor de voeten werp. Ik ben in een genereuze stemming en zie dat boekje al voor me: het moet een glimmende kaft hebben en een ruime opzet met grote letters.

Daar gaat het plan in duigen. Want met grote letters bestaat de kans dat ze het ook echt gaat lezen. En dan zou het sprekend lijken alsof ik wel eens drugs gebruik, of teveel met seks bezig ben, of mijn humeur niet onder controle heb waardoor ik goede mensen het graf in wens, of door roekeloosheid een akelig busongeluk heb veroorzaakt op Ramses Square. Of erger. Terwijl ik niet eens precies meer weet waar Ramses Square ook-al-weer ligt.

Ik had haar beter eens kunnen bellen, vandaag.

maandag 1 februari 2010

Brief van Delphine

(De afgelopen dagen heb ik elke vindbare snipper tekst van Delphine Lecompte opgeslokt. Zie je, als ik eenmaal door iets of iemand gegrepen ben, dan ontaardt dat nogal eens in een zekere mateloosheid.  Mocht iemand zich ooit door mijn manische aandacht  geadresseerd voelen: wees gerust, het is volstrekt ongevaarlijk en morgen is er weer een andere dag en een andere gekte.)

Zo kwam het dat ik vannacht droomde dat ik ergens in een zaaltje gedichten aan het voorlezen was van Delphine Lecompte. Daaraan ging vooraf dat ze mij daartoe persoonlijk opdracht had gegeven in een brief van 3 kantjes (waarin ook andere zaken werden besproken, ik meen de Kwestie Noord-Ierland en drugssmokkel en accordeonmuziek – ‘low culture’, volgens haar). Ze had een briefje van 25 gulden bijgesloten vanwege de te nemen moeite en voor consumpties en een treinkaartje 2e klasse. En nu stond ik daar, voor een zaal vol redelijk bezopen, opgewonden gepeupel, dat niet bepaald onder de indruk was van mijn voorleeskwaliteiten. Al gauw kon ik me niet meer verstaanbaar maken. Er was een kale barman met indrukwekkende snor voor nodig om mij uit mijn lijden te verlossen. Achterlangs liet hij me buiten. Het regende en ik was m’n tas kwijt. Ik had het lef niet om die nog te gaan halen.

zondag 31 januari 2010

Onuitwisbaar


Meer onuitwisbaars in Huffington Post

vrijdag 29 januari 2010

Vraaggesprek

Tante Annie maakt iets moois van een vraaggesprek met Delphine Lecompte, die prachtige gedichten schrijft.

woensdag 27 januari 2010

De kleine Kyteman

(‘24 uur met…’ een fenomeen van amper 22, dat je waarschijnlijk meer dan eens achteloos voorbijgestampt bent.)

Wij herinneren ons ineens feestjes in Huize Sandwijck en hopen nu dat we niet per ongeluk over de kleine Kyteman hebben gespuugd.

dinsdag 26 januari 2010

Vlucht vooruit

Er waggelt een overmaatse vogel achter bij de parkeerplaats. Alles is er schots-en-scheef en vlekkerig aan. Z’n waterige ogen zoeken, maar lijken geen richting te kunnen bepalen. Je ziet z’n longen trekken en persen – het automatisme is eruit: ‘iets met lucht’, dat weten ze nog, maar wat ook weer? En je denkt: die maakt ’t niet lang meer. Totdat ie zich verrassend soepel in een Mercedes SLK wurmt en er met een rotgang vandoor gaat.

maandag 25 januari 2010

Bijgepraat

"Neenee, dat huis had ik al. Ik heb nog wel een tweede kind gekregen. En een strafblad, trouwens."

woensdag 20 januari 2010

Evolutie

Sinds kort rook ik uit het zicht van de kinderen. Die worden sinds even kort dan ook opzichtig gestimuleerd om buiten te spelen of – bij al te hevige regen- of sneeuwval - om hun eigen kamer te herontdekken. Plots wordt ook de afgesproken bedtijd strikt in acht genomen (‘Wat zien jullie witjes!’).

Hiermee is eens te meer aangetoond dat ook de vertakking van de mensheid waar ik van afstam – al is het in kleine stapjes – niet ontkomt aan een zekere evolutie. Ik zie mijn vader zo nog zitten, ‘op het huisje’, zoals dat heette, tevreden zijn pijpje rokend en lezend in De Kempenaer. Er was een asbakje aan de muur geschroefd, waarop de pijp even kon rusten als Pa een stevige reep van de achterpagina van het nieuwsblad scheurde om daarmee zijn achterste te vegen.

De vooruitgang is drievoudig: ik poep al jaren achter gesloten deur, heb nu het roken zelfs aan het zicht onttrokken én ik lees NRC Handelsblad.

dinsdag 19 januari 2010

Slaaf

Via Nederland 2 nog eens binnen gekeken bij de Groene Amsterdammer. Onbeweeglijk. Slaaf van z’n geschiedenis. Monumentale verzameling van ouwelijke mensen, over-de-datum-idealen van een elite die weldenkend zou zijn en geelbruin papier (waartussen ergens mijn smeekbedes moeten steken om die 100 gulden voor die 1500 woorden). Toch weer eens lezen, dat blad.

zondag 17 januari 2010

Een koud kaasmeisje

Er was een ijskoud kaasmeisje op de markt. Daarom heb ik nu een blok extra belegen dat nogal lijkt op het hoofdkantoor van de ING-bank. Bijna zonde om het mes er eens in te zetten.

woensdag 6 januari 2010

Het sprookje van Third Space

In De Volkskrant gelezen dat het café niet zomaar meer een kroeg is. Neenee, voortaan spreken wij van ‘third space’. En dat allemaal vanwege die Apple-gnoompjes die daar zijn gaan rondhangen omdat ze geen betrekking op kantoor (second space) kunnen vasthouden en thuis (first space) van eenzaamheid tegen de muur vliegen. Daar moest ook wat op verzonnen worden, dat spreekt. Je kunt toch maar moeilijk elke zondag je moeder bellen en zeggen dat je wéér de godganse dag in het café hebt gehangen.

De eenzaamheid drijft ze dus naar ‘third space’, waar ze dan autistisch naar hun schermpjes zitten te staren. En allen hopen en dromen wij dat er – misschien getriggerd door een listig gecomponeerd twitterbericht - plots een prins uit dat macbook tevoorschijn komt. Die kust ze dan op hun stoffige snuitjes, vult hun huizen (first space) met gezellig prinsengebabbel en maakt vanwege zijn prinselijke vermogendheid het werken op wat voor kantoor dan ook (second space) volstrekt overbodig. Kroegbazen schrappen hun complete third space-assortiment van de kaart - zoals daar zijn muntblaadjesthee en alle Amerikaanse koffievariaties.

En iedereen leeft nog lang en gelukkig. Behalve de uitvinder van de term third space, die alle overtollig geworden ‘free-wifi'-bordjes op pijnlijke wijze in zijn fourth space gestopt krijgt.